Allereerst mijn oprechte excuses aan u, lezer, voor het uitblijven van een stukje de afgelopen week. Een van de beloningen die ik mijzelf toegezegd had na de Vasten, was de aanschaf van een iPhone. Wekenlang heb ik ernaar toe geleefd en Jezus was nog niet verrezen, of het kleinnood was in mijn bezit. Ik ben er niet meer van weg te slaan. Vandaar dat de rest van mijn leven, waaronder het schrijven van blogjes, even op een laag pitje heeft gestaan. Dank voor uw begrip.
Over iets meer dan een maand beginnen de eindexamens. Ik heb dit jaar twee examenklassen, en de oplopende spanning is voelbaar. Ineens hoor ik leerlingen dingen zeggen als: 'Juf, als we goed werken, mogen we dan wat langer blijven?' Of: 'Heeft u nog wat extra opdrachten voor me voor het weekend?'
Niet alleen de leerlingen raken zenuwachtig; ik evenzeer. We doen in de les niets anders meer dan oude examens maken en bespreken. En hoewel ze het niet slecht doen, zijn er dingen waar ik in deze laatste weken graag veel uitgebreider bij zou willen stilstaan.
Het is een strijd die ze niet kunnen winnen. Een tekst van een aantal jaar terug begint met de zin: 'Het is vijf voor twaalf voor de Afrikaanse olifant.' In een andere tekst staat: 'De artsen maken het wel erg bont.' Of: 'Nederlanders verhuizen niet halsoverkop naar het buitenland.' Vijf voor twaalf, het bont maken, halsoverkop. Het had er net zo goed in het Chinees kunnen staan; mijn leerlingen hebben geen idee wat het betekent. Dit idiomatisch taalgebruik is voor mijn leerlingen een onneembare hobbel, en het stikt ervan in onze geschreven taal.
Het enige wat ik met mijn klassen kan doen, is de meest voorkomende uitdrukkingen bespreken. Verder leer ik ze trucjes hoe ze een vraag kunnen beantwoorden die ze eigenlijk niet begrijpen, over een tekst die ze eigenlijk niet begrijpen. Ik moet zeggen, dat doen ze verbazingwekkend goed.
Zo staan deze weken in het teken van sleuren. Ik sleur mijn leerlingen door de examenvragen heen. Wat is de vraag? Waar denk je dat het antwoord zou kunnen staan? Hoe kun je weten wat het in ieder geval niet moet zijn? Op welke signaalwoorden moet je letten? Het is taaie stof en het is oersaai. Als een ouderwetse onderwijzer dicteer ik wat ze moeten weten. Maar ze zijn tot in hun tenen gemotiveerd en geconcentreerd. Nu kan ik ze nog helpen, uitleggen, hun hand vasthouden. Straks, als ze achter een tafeltje in de gymzaal zitten moet ik ze loslaten, en dan moeten ze het helemaal zelf doen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Heel herkenbaar, dit jaar moet ik zelf eindexamen doen, maar ik ben zeker gemotiveerd en ik wil het graag in 1x halen!
BeantwoordenVerwijderenVeel succes met je examen!
BeantwoordenVerwijderenSuzanne
Vol meeleven met de leerlingen
BeantwoordenVerwijderen