dinsdag 11 mei 2010

Ode aan de Nikè van Samothrake



Ze staat op een sokkel die op een schip lijkt. Ze staat onder machtige bogen van zacht gekleurd kalksteen. Maar dat alles valt nauwelijks op. Al je aandacht wordt naar haar getrokken. Machtig troont ze boven je uit als je de trappen van de Denon-vleugel van het Louvre bestijgt. 

Alleen een museum zo immens en overweldigend als het Louvre kan haar tot haar recht laten komen. Hoe groot zal ze zijn? Drie meter? Vier, vijf, zes? Het is moeilijk te zeggen. Ze heeft de ruimte nodig om haar macht te vertonen. Op iedere andere plaats zou zij alles om haar heen met haar uitstraling verpulveren. 

De wind blaast haar kledij dicht tegen het welgevormde lichaam aan. Het is nat van het opspattende water. Flarden stof plakken aan haar benen, haar heupen, haar borsten. Maar ze staat sterk, recht vooruit. Het is niet erg dat haar hoofd ontbreekt, want je weet hoe het eruit gezien heeft: fier en opgeheven. Dat kan niet anders. Haar armen zal ze strijdlustig ten hemel geheven hebben. Dit is geen vrouw waarmee te spotten valt. 

Ik houd normaal gesproken niet zo van beelden. Kan er niet veel anders van vinden dan dat ze knap gemaakt zijn. Ze raken me niet. Maar deze Nikè van Samothrake overdondert mij iedere keer weer als ik naar haar ga kijken. Vorige week was het weer zover. Ik stond onderaan de trap en keek naar haar op. Ademloos.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten