donderdag 28 januari 2010

Uw krantenbezorger


Als u in Amsterdam-Oost of omstreken woont, is de kans groot dat uw krantenbezorger bij mij in de klas zit. Een krantenwijk is voorbehouden aan uitsluitend jongens, maar die van mij hebben er dan ook vrijwel allemaal een.

Ruim voor de jaarwisseling, en ook nog weken daarna is een veelbesproken onderwerp het bedrag dat ze opgehaald hebben met het aanbieden van de kerstwensen aan de abonnees. Er zijn er die beweren 1000 euro opgehaald te hebben, maar je weet maar nooit of je dat moet geloven. Er schijnen namelijk ook lezers te zijn die hun bezorger niets, of nog erger, 20 cent of zo geven.

Als u één van die krenten bent die mijn leerlingen met zo'n miezerige fooi hebt weggestuurd, dan zou ik u willen adviseren in het vervolg de krant met handschoenen aan te lezen, want je weet maar nooit wat er allemaal - zichtbaar of onzichtbaar - aan kleeft.

Wanneer ik mijn klas wil instrueren over het meewerkend voorwerp, is de interesse ver te zoeken, maar zodra het persoonlijke informatie over het leven van de juf betreft, zijn ze onverzadigbaar. Op welke krant ik geabonneerd ben, behoort tot de intieme feiten die ze buitengewoon boeit. Groot was dan ook de opwinding toen Hamza afgelopen week met een uitdraai van de bezorgadressen kwam aanzetten met mijn naam erop. Zestien jaar, al een aardige baardgroei, anderhalve kop groter dan ik en zo trots als een kleuter om de schat die hij had weten te bemachtigen.

Abdel had zich gisteren met een vertrokken gezicht ziek gemeld. Griep. Hij moest echt naar huis, onder de wol. 's Avonds kwam een collega hem op weg naar huis tegen terwijl hij de krant aan het bezorgen was. Toen hij toeterde, zwaaide Abdel vrolijk terug.

U ziet, onze leerlingen staan voor niets voor u. In weer en wind, en zelfs bij ernstige ziekte, bezorgen ze uw krant. En mocht hij eens te laat of in het geheel niet bezorgd worden, dan hoop ik dat u het uw bezorger kunt vergeven. Hij had waarschijnlijk zijn werk voor die dag niet af, en zit nu te blokken op het meewerkend voorwerp.

woensdag 27 januari 2010

Ode aan Etty


Maandagmorgen 29 juni 1942.

"God is ons geen verantwoording schuldig, maar wij aan hem. Ik weet, wat ons nog te wachten kan staan. Ik zit nu gescheiden van mijn ouders en kan ze niet bereiken, ook al zijn ze maar twee uur reizen van mij vandaan. Maar ik weet nog precies in wat voor huis ze wonen en dat ze geen honger lijden en dat er veel goedwillende mensen om hun heen zijn. En zij weten ook, waar ik ben. Maar ik weet, dat er een tijd komen kan, dat ik niet weet waar ze zijn, dat ze gedeporteerd zijn god weet waarheen en dat ze ergens ellendig omkomen, zoals er nu al zovelen ellendig omkomen. Ik weet, dat dat kan komen.

En tòch vind ik het leven niet zinneloos God, ik kan er niets aan doen. En God is ons ook geen verantwoording schuldig voor de zinneloosheden, die wijzelf aanrichten, wij zijn verantwoording schuldig. Ik ben al in duizend concentratiekampen duizend doden gestorven, ik weet het allemáál en ben ook niet meer verontrust over nieuwe berichten. Op de één of andere manier wéét ik het alles al. En toch vind ik dit leven schoon en zinrijk. Van minuut tot minuut. En ik zal tot de laatste minuut aan dit bureau blijven zitten en geloven in ieder gedicht dat ik lees---"

Deventer, 15 januari 1914 - Auschwitz, 30 november 1943

zondag 24 januari 2010

102.000


Mooie lezingen vandaag in de kerk. Vooral de eerste, uit Nehemia. Het boek is geschreven in een tijd waarin het joodse volk na een lange periode van ballingschap naar Jeruzalem terugkeert. Het is een tijd van hoop. De auteur noteert dan ook: 'Wees niet bedroefd, maar laat de vreugde die de Heer u schenkt uw kracht zijn.'

Wat nou, geloof is altijd zwaar en serieus? God is een god van ge- en verboden? Niks daarvan! Eet en drink, maak van het leven een feest, dát is wat God wil. Ik werd vanmorgen zo vrolijk van deze tekst. Het leven is gewoon mooi, en onze opdracht is om ervan te genieten. Het ergste dat je kunt doen is al werkend en zwoegend met een gebogen hoofd door het leven gaan. Dan mis je de vogels in de lucht, de zon op je gezicht.

Later vandaag. Ik zit wat te surfen op internet, scan het nieuws en kom uit bij een bericht over het voorlezen van de namen van de 102.000 Nederlandse joden die in de oorlog in de vernietigingskampen omgebracht zijn.

Vanaf afgelopen zaterdag tot aanstaande woensdag worden de namen van alle gestorvenen voorgelezen. Het is te volgen via de site www.102000namenlezen.nl. Ik heb er een minuut of vijf naar zitten kijken. Het is onverdraaglijk. De monotonie van de eindeloze namenreeks gaat door merg en been. 102.000 is echt heel erg veel.

Hoe bestaat het dat mensen andere mensen elkaar dergelijk lijden kunnen aandoen? En waar was God? Waar was die vreugdebrengende God uit Nehemia? Ik heb werkelijk geen idee. Luister vijf minuten naar het voorlezen van de namen en dank Hem op je blote knieën dat je niet een van hen bent.

vrijdag 22 januari 2010

Niets bijzonders te melden vandaag


Op school heb ik de deur achter me dicht getrokken voor het weekend. De week zit er alweer op.

Vanmiddag op de valreep nog een gesprek met de moeder van Enes gevoerd; zo kan het niet langer. Enes is een schat van een jongen, maar stoeit graag met zo'n beetje iedereen die hij tegenkomt. Het is uit speelsheid, hij bedoelt het niet kwaad. Het probleem is alleen dat hij een kop groter, twee keer zo breed en zes keer zo sterk is als de meeste andere jongens op school. Als Enes dus een vriendschappelijke stomp uitdeelt, ligt het object van zijn genegenheid gestrekt op de vloer. We vrezen voor dodelijke slachtoffers.

Serap en Canan, twee hartsvriendinnen, hadden vandaag ook een leuke actie. Tijdens het lakken van elkaars nagels, (terwijl de juf het niet zag) viel het flesje van tafel en brak in tweeën. Gevolg: een plas vuurrode nagellak op de vloer. Maar, juf hoefde zich geen zorgen te maken, want Canan had een fles remover bij zich. Die goot ze prompt over de gemorste nagellak uit om zo de vloer weer schoon te krijgen. Binnen enkele minuten was de hele klas zo high als een papegaai van de geur van het spul. Lesgeven kon ik uiteraard verder wel vergeten.

Amna draagt sinds gisteren plotseling een hoofddoek. Ze vertelde me dat ze er lang over nagedacht heeft, en nu de stap heeft genomen. Dat neemt niet weg dat ze de gids met voorjaarsmode van H&M van Firdaous uitgebreid heeft zitten bestuderen.

Bilal was boos op me vandaag. Hij moest naar de wc, maar mag dat niet meer sinds hij vorige week na een zogenaamd toiletbezoek twintig minuten later de klas weer binnenkwam met twee tosti's en een blikje Fristi. 'Ik had honger,' was zijn verweer toen ik stomverbaasd aan hem vroeg wat hij aan het doen was. 'Wilt u een hapje,' bood hij mij nog verzoenend aan, niet helemaal begrijpend waar ik me zo druk om maakte.

Amin had zijn werk aan het eind van de middag niet af, en moest dus nablijven om het af te maken. Op hoge poten toog hij naar de teamleider om van dit groot onrecht verslag te doen. Toen ook zij zei dat hij gewoon zijn werk moest afmaken, bond hij in. Als een mak schaap heeft hij nog een uurtje doorgewerkt, en zo samen met de juf vond hij het eigenlijk best gezellig.

Toen Amin vertrokken was, en ook Enes met zijn moeder was het half vijf en tijd voor het eerste kopje thee van vandaag. Een dag als alle andere zit er weer op.

zaterdag 16 januari 2010

De hemel


De wekker gaat. Ik schrik wakker uit een diepe slaap. Zal ik blijven liggen? Het is tenslotte zaterdag. Nee, toch maar opstaan. In sneltreinvaart tanden poetsen, aankleden, een boterham naar binnen werken. Douchen komt later wel.

Ik spring op de fiets. De stad slaapt nog. Slechts een handjevol hardlopers en wat mensen met honden kom ik tegen. Één keer, het was hartje winter en er lag sneeuw zoals nu, kwam ik op de Blauwbrug een bekende tegen. We waren de enige twee mensen op straat in de binnenstad van Amsterdam, zo leek het. 'Dag burgemeester,' zei ik. 'Môgge,' bromde Cohen terug.

In de Begijnhofkapel is het lekker warm. Alles is er altijd hetzelfde: de mensen, het altaartje, de houten banken met bankjes ervoor waar je spontaan een hernia van krijgt als je erop knielt, de bosjes bloemen bij Jozef en Maria die altijd óf nog moeten gaan bloeien, óf net uitgebloeid zijn.

De mis duurt een half uurtje. Ook die verloopt volkomen voorspelbaar. Juist daarom vind ik hem zo mooi. Ik laat de gebeurtenissen van de afgelopen schoolweek mijn gedachten passeren. Om ze vervolgens los te laten. Hier, in de kerk, gaat het over de kern van het bestaan: leven en dood, liefde voor God en voor de ander, goed en kwaad, licht en donker. Alle grote en kleine zorgen komen zo in het perspectief van de eeuwigheid te staan.

Voor ik het weet, sta ik weer buiten. De volgende halte is de bakker. Vers brood halen, altijd bij dezelfde bakker, altijd hetzelfde brood. Dan naar huis. Daar liggen de kranten te wachten. Ik zet koffie, besmeer de krakend verse kapjes van het brood met boter. De kachel snort. Ik installeer me ervoor met kranten, koffie en brood. Ik hoop dat het in de hemel altijd zaterdagochtend is.

dinsdag 12 januari 2010

De bijbel en de waarheid


Dit weekend een prachtig boek gekocht: The Cambridge companion to the Bible. Ik had bijna een aanhangwagentje achter mijn fiets nodig om hem thuis te krijgen, zo'n joekel van een boek is het. Nu kan ik bij de lezingen van de dag alles opzoeken over de ontstaansgeschiedenis, auteur, historische achtergrond, enzovoort, enzovoort.

Natuurlijk wist ik allang dat de bijbel echt niet door de Vinger Gods geschreven is. En dat je de verhalen over de schepping, de ark van Noach of Mozes die de Rode Zee in tweeën splijt, niet al te letterlijk moet nemen. Maar zo'n semi-wetenschappelijk naslagwerk waarin Zeer Geleerde Heren (en één dame) fijntjes de geschiedenis van de bijbel uit de doeken doen, dat is voor mij toch even slikken.

Want het ene bijbelboek blijkt een samenraapsel van oude legenden te zijn, uit tijden waarin stenen en bomen als goden vereerd werden, waar veel later, voor de gelegenheid, 'onze' God tussen geplakt is. En het oudste evangelie, dat van Marcus, is helemaal niet van Marcus, maar afkomstig van een groot aantal bronnen. Bovendien was degene die het verhaal uiteindelijk op schrift gesteld heeft, waarschijnlijk helemaal niet geïnteresseerd in het schrijven van een biografie van het leven van Jezus, maar veeleer in het overdragen van instructies voor een rechtvaardiger samenleving.

Daar sta je dan, als welwillende gelovige. Wat valt er nog te geloven? Waar is God nog in dit verhaal? Ik neem direct aan dat de professoren van Cambridge het bij het rechte eind hebben, maar ik geef me ook niet zomaar gewonnen.

Gelukkig zat ik afgelopen zondag in een protestantse kerk waar altijd gepreekt wordt dat de vonken ervan af spatten. De dominee had het toevallig ook over Marcus, en hoe Jezus in dat evangelie toch vooral zo ontzettend menselijk is.

Dat de mens in staat is tot vreselijke dingen, dat weten we allemaal, maar we mogen er ook wel eens bij stilstaan dat hij ook hele mooie, goede dingen kan doen. Misschien moet ik de bijbel zo zien: als nadrukkelijk door mensen geschreven, maar daardoor is het juist zo bijzonder. Een god kan alles, die schrijft een heilig boek op een vrije namiddag. Maar dat mensen zoiets moois als de bijbelboeken kunnen schrijven, dáár ga je pas van geloven.

zaterdag 9 januari 2010

Wijsheid van een taartenbakker


In een documentaire over de prestigieuze prijs Meilleur ouvrier de France, die voorbehouden is aan de beste taartenbakkers van dat land, zegt een van hen: "In Frankrijk zijn we gewend om elke dag zo goed mogelijk te eten, maar in kleine hoeveelheden. Precies genoeg zodat je hersenen steeds voldaan zijn."

Ik dacht erachteraan: dat zou eigenlijk voor alles moeten gelden. Precies genoeg van alles tot je nemen (eten, drank, films, boeken, sociale contacten, werk en al die andere dingen waarin we zo mateloos kunnen zijn) totdat je hersenen voldaan zijn. En dan ook weten op te houden, omdat méér niet goed voor je is, en omdat overconsumptie van wat dan ook het bijzondere ervan verpest.

Overigens zagen de taarten in de documentaire er bepaald niet uit alsof er zuinig aan wordt gedaan met lagen suiker en glazuur. Maar dat is weer een ander verhaal...

donderdag 7 januari 2010

Eindelijk!

Zo, hè hè, eindelijk. Eindelijk m'n eigen plekje om te schrijven. Geen redacteur die me vertelt dat voordat mijn boek gepubliceerd kan worden, ik nog éven het begin, het midden en het eind moet herschrijven (sorry Jasper). En ook geen Viva-redactie die staat op drie stukjes per week, het liefst zo tussen de 300 en 310 woorden, mét tussenkopjes en natuurlijk een leuke foto erbij (sorry Sheila).

Niet dat het niet leuk was om te doen allemaal, integendeel, het was geweldig. En wie zou zich nu niet vereerd voelen als je boek in de winkel ligt, of je uitgenodigd wordt een weblog bij te houden? Het was super. Maar nu is het tijd voor de absolute vrijheid. Jawel!

De ellende is wel dat net nu ik de tijd heb om rustig een introducerend blogje te schrijven, ik een vreselijke dag achter de rug heb. De afgelopen dagen liep ik te overwegen of ik zou gaan schrijven over hoe rustgevend de in sneeuw ingepakte wereld op mij werkt, of over het fijne boek dat ik aan het lezen ben. Maar de realiteit heeft aan die gedachten overtuigend een einde gemaakt.

Gistermiddag is mijn school, mijn geweldige, leuke, kleine, knusse school het toneel geweest van een heftige vechtpartij. Vijftien tegen één. Op een ongelooflijk smerige manier. Mijn leerlingen, boefjes, dat wel, die doen zoiets niet, meende ik altijd. Wel dus. Vandaag hing er een stemming als op een begraafplaats. We zijn allemaal geschokt. Ook de leerlingen waren stil, timide vandaag. We hebben de hele dag hoofdschuddend van ongeloof rondgelopen. Alsof we in een slechte film zijn beland.

Ik voel me op de een of andere manier belazerd. Het vertrouwen is beschadigd. Ik heb er niets mee te maken gehad, was er niet bij, maar toch voel ik me persoonlijk aangevallen. Nou ja, het zal wel weer wegzakken met de tijd. En ik zal mijn hoofd weer vullen met filosofische vragen en gedachtes. Maar die zijn heel ver weg, nu de harde realiteit in mijn gezicht gesmeten is.