zondag 26 september 2010

Een nieuwe klas


Het is zaterdagavond en ik ben op de fiets op weg om bij vrienden een borrel te gaan drinken. Ze wonen in de Indische buurt, het domein van de meeste van mijn leerlingen. Het is al donker, het regent een beetje en met een bos bloemen in mijn ene en een paraplu in mijn andere hand, wordt het er niet gemakkelijker op om het juiste adres te vinden.

Een groepje jongens is op straat aan het voetballen. Eentje roept iets naar mij. Dan is het even stil. Vervolgens schreeuwt een andere jongen naar zijn vriendje, 'Hé sukkel, dat is mijn juffrouw.' Afblijven dus. Ik moet vreselijk lachen, steek mijn hand op (die met de paraplu) en fiets verder.

Het nieuwe schooljaar is drieëneenhalve week oud. Ik heb een nieuwe mentorklas, net als vorig jaar de 3e klas Basisberoepsgerichte leerweg. De groep telt drieëntwintig leerlingen, waarvan eenentwintig jongens. Het is een overvolle kruiwagen met stuiterballen, boefjes, boenders, ongeleide projectielen, haantjes en slechts twee lieve, gezellige meisjes.

De eerste week was de toon meteen gezet: de klas zat bij een andere leraar in de klas. Tarik (stekeltjes bovenop, matje in zijn nek) zat door het raam de gang in te kijken. Ik liep langs en hij zag mij. Met een groot gebaar kreeg ik een handkus toegeworpen van deze veertienjarige hartenbreker. Ik was meteen verkocht.

Nergens, maar dan ook nergens kom je kinderen, mensen tegen die zo puur en spontaan, zo volkomen zichzelf zijn en zich zo vol overgave aan je kunnen hechten, als in deze afdeling van het onderwijs. Hoewel zij nog veel te leren hebben op het gebied van taal en rekenen, aardrijkskunde en economie, om van op tijd komen en je spullen meenemen maar te zwijgen; ik denk vaak dat wij verstandige volwassenen nog heel wat kunnen opsteken van hun onbevangen levenskunst. Wat ik dit schooljaar allemaal weer zal meemaken, weet ik nog niet. Maar saai zal het in ieder geval niet worden.

dinsdag 7 september 2010

God voor managers


Gisteren, een lezing voor een volle zaal met managers. De opdracht aan mij was, om een brug te slaan tussen het bedrijfs- en het geloofsleven. Geen gemakkelijke opgave. Want hoewel ik inmiddels wel iets afweet van de BV God&Zoon, van de zakelijke wereld weet ik vrijwel niets. Als buitenstaander ken ik slechts de vooroordelen: zakenmensen denken maar aan één ding: winst maken. Nu bestaan er over gelovigen ook zeer veel vooroordelen, dus daarin kon ik dan weer een raakpunt herkennen.

De geldwolven vielen reuze mee, en ik kon aan een oprecht geïnteresseerd publiek mijn verhaal vertellen. Hoe ik er baat bij heb dat het af en toe stil is in huis. Dat die stilte niet zwaar of opgelegd hoeft te zijn als zij gevoed wordt door het lezen van teksten, uit de bijbel of andere mooie boeken, die in de stilte herkauwd kunnen worden. Hoe dat mijn dagelijks leven kleur en diepgang kan geven.

Ik had het erover dat een klooster ook maar een handige organisatievorm is om zo veel mogelijk tijd vrij te maken voor datgene waar je je het liefst mee bezighoudt. En net als in een bedrijf of welke organisatie dan ook, heb je elkaar niet uitgekozen, maar zul je het toch met elkaar moeten rooien. En net als een bedrijf is een klooster geen democratie, en is er dus iemand anders die voor je beslist wat je die avond zult eten, en welke werkzaamheden je de volgende ochtend op jouw bordje zult vinden. En soms valt dat niet mee als persoon met een eigen wil.

En waar je ook komt of gaat, vervolgde ik, in het klooster of daarbuiten, altijd neem je jezelf mee. Met je eigen nukken, je mooie en je lelijke kanten, je rafelranden en je (on-) hebbelijkheden. Niemand wordt een ander persoon door een verandering van standplaats, waar je ook bent, je bent altijd en overal wie je bent. De kunst is, die plek te vinden waar je uitgedaagd en gekoesterd wordt tegelijkertijd. Dat kan bij de trappisten of bij Unilever zijn, eigenlijk maakt dat niet zoveel uit.