zondag 30 mei 2010

Zegen of vloek?


De volgende tekst is een 'column', uitgesproken tijdens een debat gehouden op zondag 30 mei, met dominee Jacobine Geel, essayiste Nahed Selim en mijzelf over het onderwerp 'Religie: zegen of vloek voor de vrouw' in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. 

Vandaag debatteren we over een stelling, 'Religie: zegen of vloek voor de vrouw', die er alle schijn van heeft op een gemakkelijke manier beantwoord te kunnen worden. Namelijk, we kunnen allemaal wel een flink aantal voorbeelden noemen van situaties waarin religie een middel was, of is, om de vrouw te beknotten, binnen te houden, te onderdrukken, te kleineren. In de geschiedenis en in het heden is de religie veelvuldig gebruikt als stok om mee te slaan, en de vrouw lijkt vaak favoriet te zijn als slachtoffer.

Maar, we moeten de stok en degene die de stok vasthoudt, niet met elkaar verwarren. De stok, dat is de religie, en die hem vasthoudt, dat is in zowel heden als verleden, de machthebber, de sterkste, degene met de grootste bek, en vaak de man. Maar we hebben het er vandaag niet over of mannen een zegen of vloek zijn voor vrouwen, maar of de religie dat is. We onderzoeken vandaag dus de stok. Is dat inderdaad een afschrikwekkend marteltuig?

Ik ben geen theoloog, en geen bijbelwetenschapper, dus voor geleerde uitspraken op het religieuze vlak, moet u niet bij mij zijn. Ik heb Nederlands gestudeerd, dus ik kan wél lezen. Dat doe ik dan ook graag en zo veel mogelijk. Soms verdenk ik mezelf van het feit dat de religie mij zo aanspreekt is, omdat ik de verhalen zo mooi vind. Die gaan in veel gevallen over mensen, individueel of als groep, die als minderheid tegen de massa, de overheerser moeten vechten. Denk aan: Abraham en Sara die in Kanaän moeten zien te overleven, Jozef die in Egypte leeft, David die tegen Goliath strijdt, Job die het moet opnemen tegen zijn vrienden, grote profeten als Elia, Jeremia en de auteur van het bijbelboek Prediker die vaak slechts roependen in de woestijn lijken. Ook is er natuurlijk de naamgever van het christelijk geloof, Jezus zelf, die het moet opnemen tegen de Farizeeën en schriftgeleerden. En niet alleen tegen hen, zelfs zijn eigen familie wantrouwt hem. Tenslotte hebben ook Jezus’ volgelingen het bepaald niet gemakkelijk gehad.

In de bijbel, het enige werkelijk tastbare ‘bewijs’ van het christelijk geloof, wordt niet zozeer de vrouw onderdrukt, maar veeleer iedereen die afwijkt van de heersende norm! Toch is diezelfde bijbel er het bewijs van dat mensen, ondanks alle ontberingen en onderdrukking, zich bleven vastklampen aan dat geloof. Waarom deden ze dat?

Ik kan mijzelf dezelfde vraag stellen: waarom hang ik een geloof aan – ik ben katholiek – dat onderdrukking en hiërarchische verhoudingen en alle ellende die daarmee samenhangt, in de hand lijkt te spelen? – Ik wil het blijven hebben over die stok waarmee mensen geslagen worden, en niet degenen die de stok vasthouden. De huidige staat van het instituut RK-kerk is niet anders dan meelijwekkend, in mijn ogen – Nee, het gaat mij om de religie. Om het geheel van wijsheden en regels, van levenslessen en handreikingen. Vormen dié vloek of zegen voor mij als vrouw, als mens? Geven die een steun in de rug of is het een hand die mij neerdrukt? Een zachte bries of een verwoestende orkaan? Daarover kan ik kort zijn. Mijn geloof, mijn religie maakt mij een gelukkiger, heler, evenwichtiger mens dan ik zonder dat geweest zou zijn. Daar ben ik van overtuigd. 

Natuurlijk, ik heb veel geluk gehad. Ik heb voor alles het geluk gehad dat ik op jongvolwassen leeftijd zélf heb kunnen kiezen. Met mijn volle verstand, in alle vrijheid. Ik heb heel bewust in mijn geloof tijden van euforie kunnen meemaken, wittebroodsweken nadat ik op mijn vierentwintigste was toegetreden tot de katholieke kerk. Als ik geen zin heb om naar de kerk te gaan, of mij aan welke regel dan ook te houden, dan is er niemand die mij dwingt. Het geloof is voor mij uitsluitend een bron van levenswijsheid die ik nodig had, die ieder mens volgens mij nodig heeft. Het geeft richting en zin aan mijn leven, die volgens mij ook ieder mens nodig heeft.

De personages uit de Bijbel zijn als goede vrienden voor me, die mij wijze raad en bemoediging geven. Van Sara, die zo lang op een nakomeling heeft moeten wachten, leer ik geduldig te zijn, ook als dat heel moeilijk is. Je hoort haar niet roepen: ‘Ik heb recht op een kind!’, zoals ik vaak vind dat ik ‘recht’ heb op dingen, iets ‘verdiend’ heb. Van Ester leer ik niet bang te zijn om voor mezelf op te komen, om iets te wagen, mijn eigen weg te gaan. En Maria is voor mij een toonbeeld van iemand die vertrouwen heeft in de loop der dingen, die zich niet van haar stuk laat brengen door onverwachte gebeurtenissen, die haar eigen plannen opzij kan zetten.

Het geloof is geen geluksmachine; Maria die de engel een ‘begenadigde vrouw’ noemt, zal haar eigen zoon zien sterven aan een kruis. Toch was het geloof voor haar, en is dat voor mij en zo vele, vele anderen een bron van inspiratie en geluk. Ik realiseer me, dat dat echter niet voor iedereen geldt, man of vrouw. Ik zou het iedereen toewensen. 

maandag 24 mei 2010

Pinksteren



Pinksteren. Het is maar goed dat dit feest achteraan in het rijtje van de kerkelijke feesten staat. Het liturgisch jaar begint met Kerst. Een kindje wordt geboren; lekker overzichtelijk. Dan komt Pasen, dat is al een stuk ingewikkelder. Hoe stel ik me die verrijzenis voor? Wat is de boodschap? En nu is het dan Pinksteren waarmee we 'de uitstorting van de heilige Geest' vieren. Daar kunnen we ons echt niets meer bij voorstellen, laat staan dat duidelijk is wat de bedoeling ervan is.

Meestal zie ik Pinksteren maar als een soort officiële afsluiting van de paastijd. De paaskaars die een aantal weken heeft gebrand wordt met een groot gebaar gedoofd. Dat was het weer voor dit jaar. Net zoiets als de afsluitingsceremonie van de Olympische spelen.

Maar het leuke van het geloof is, dat soms ineens zich nieuwe inzichten kunnen voordoen. Zo bedacht ik gisteren in de kerk dat Pinksteren eigenlijk heel veel te maken heeft met overgave. We zingen verschillende malen, iedere keer weer een beetje anders, of de Geest wil komen, ons wil vervullen. We bidden dat wijsheid ons deel mag worden, en genezing, licht en warmte, genade en liefde.

Allemaal zaken die ik zelf niet kan 'maken', die er niet vanzelfsprekend zijn. Het zijn dingen die mij gegeven moeten worden, waarvan ik hoop dat ze mij ten deel zullen vallen. Ik kan ze nergens gaan halen, nergens kopen. Ook kan ik ze niet 'verdienen' als ik maar goed genoeg mijn best doe.

Liefde en geluk, wijsheid en troost zijn dingen die je overkomen, zomaar, zonder dat je het had verwacht. Je kunt er vurig op hopen, je kunt ze proberen af te smeken, of het op een akkoordje proberen te gooien met God. Maar zo werkt het niet, je moet rustig wachten tot de Geest ze je geeft.

Kan ik dan niets anders dan passief afwachten? Nee, God houdt niet van passief. De belofte van Gods cadeautjes moet ons scherp houden. Dat is wat we doen met Pinksteren. Wat is het toch een mooi geloof.

dinsdag 18 mei 2010

De grote dag


Een jaar lang hebben we geoefend, geoefend en nog eens geoefend. Werkwoordspelling, schrijfvaardigheid, woordenschat, begrijpend lezen, samenvatten; alles ter voorbereiding op het eindexamen. En vanmorgen om 9 uur was het zover. Gisteren heb ik als een huisarts nog spreekuur gehouden; ieder half uur een nieuwe patiënt om de puntjes op de i te zetten. Gisteravond al mijn achtendertig examenkandidaten nog gebeld om zeker te zijn dat ze op tijd zouden komen.

Vanmorgen half 9. De kantine is gevuld met nerveuze leerlingen. 'Juf, juf, hoe is de indeling van een brief ook al weer?' 'Wat moet ik doen als ik naar de wc moet?' 'En als mijn pen nou leeg is, en mijn zes reservepennen ook, wat dan?' Het is de enige dag in het jaar waarop álle leerlingen een pen bij zich hebben.

Tien voor 9. We dalen af naar de gymzaal. Tafels en stoelen staan in lange rijen opgesteld. Ieder zoekt zijn plaats. Vooral de meisjes zijn hypernerveus, zoeken bevestiging bij mij. Ik zeg dat het wel goed zal komen, we hebben er alles aan gedaan. De enveloppen gaan open, het werk wordt uitgedeeld en zo'n tweehonderd hoofden buigen zich over de examenopgaven. Je hoort wel eens zeggen dat kinderen lief zijn als ze slapen; ze zijn nog liever als ze examen aan het maken zijn. Ze werken of hun leven ervan afhangt, en dat doet het in feite ook.

Al snel daarna een schok: Ildem is er niet! Ik heb haar gisteren nog gesproken. Ze was vol vertrouwen en zei dat ze al om 8 uur op school zou zijn. Waar is ze? Zit ze vast in een bus met een lekke band? Ligt ze onder de tram? De examencoördinator gaat naar huis bellen. Een half uur later pas verschijnt ze. Ik kijk haar aan en ze barst in tranen uit. Ik neem haar mee naar buiten. Ze had de wekker gezet, maar hij is niet afgegaan. Ze is totaal in paniek. Ik eigenlijk ook, maar laat dat niet merken. Ik troost haar, ze moet toch aan het examen gaan beginnen. Een bekertje water, een zakdoek om de ergste tranen weg te vegen. Dit zal ze haar hele leven niet meer vergeten, maar dat weet ze nu nog niet.

Om 11 uur gaan de pennen neer. Het viel mee, geen grote verrassingen, het was te doen. Met rode konen verlaten mijn leerlingen het slagveld. Dat was één, de kop is eraf.

vrijdag 14 mei 2010

Quote van de dag

Zakaria zit een beetje te rotzooien, voert bijzonder weinig uit. Ik heb hem al een paar keer aangespoord om aan het werk te gaan. Zonder resultaat. Dan maar even streng zijn. 'Zakaria, ik kom over vijf minuten bij je terug, en dan is je werk af!'
Reactie van Zakaria: 'Maar juf! Ik ben geen Ferrari!'

dinsdag 11 mei 2010

Ode aan de Nikè van Samothrake



Ze staat op een sokkel die op een schip lijkt. Ze staat onder machtige bogen van zacht gekleurd kalksteen. Maar dat alles valt nauwelijks op. Al je aandacht wordt naar haar getrokken. Machtig troont ze boven je uit als je de trappen van de Denon-vleugel van het Louvre bestijgt. 

Alleen een museum zo immens en overweldigend als het Louvre kan haar tot haar recht laten komen. Hoe groot zal ze zijn? Drie meter? Vier, vijf, zes? Het is moeilijk te zeggen. Ze heeft de ruimte nodig om haar macht te vertonen. Op iedere andere plaats zou zij alles om haar heen met haar uitstraling verpulveren. 

De wind blaast haar kledij dicht tegen het welgevormde lichaam aan. Het is nat van het opspattende water. Flarden stof plakken aan haar benen, haar heupen, haar borsten. Maar ze staat sterk, recht vooruit. Het is niet erg dat haar hoofd ontbreekt, want je weet hoe het eruit gezien heeft: fier en opgeheven. Dat kan niet anders. Haar armen zal ze strijdlustig ten hemel geheven hebben. Dit is geen vrouw waarmee te spotten valt. 

Ik houd normaal gesproken niet zo van beelden. Kan er niet veel anders van vinden dan dat ze knap gemaakt zijn. Ze raken me niet. Maar deze Nikè van Samothrake overdondert mij iedere keer weer als ik naar haar ga kijken. Vorige week was het weer zover. Ik stond onderaan de trap en keek naar haar op. Ademloos.


dinsdag 4 mei 2010

Een gezicht


Lange tijd had ik helemaal niets met Jezus. Ik vond hem in de evangelieverhalen altijd zo moralistisch overkomen. Zo betweterig. Het braafste jongetje van de klas dat ons allemaal bij de les probeert te houden. En dan die afbeeldingen van hem. Het baardje, het zegenende vingertje. Zelfs op plaatjes waarop hij aan het kruis hangt, vond ik hem nog een vervelende vent. 

God, daar kon ik tenminste mijn fantasie op loslaten. God was lekker vaag, lekker abstract. God is liefde, maar God jaagt ook tien plagen over de Egyptenaren. Hij zegt niet veel en is er toch. God was voor mij de ideale romanheld, heel anders dan Jezus.

Tot ik bovenstaand plaatje ontdekte. Het stond op de boekjes van de dagsluiting die we iedere avond in het klooster gebruikten. Vaak moesten we even wachten om te beginnen tot de hele ploeg zusters compleet was, en dan keek ik naar dit plaatje. 

Het is Jezus, overduidelijk, maar zo anders dan de gangbare afbeeldingen. Geen vingertje, dat in ieder geval. En die baard valt op dit plaatje ook wel mee. Later kwam ik erachter dat het geschilderd is door de Franse expressionist Georges Rouault. 

Hier gaat het niet om 'waarheidsgetrouwheid' of 'historiciteit'. Godzijdank. Rouault heeft een Jezus weten af te beelden die voor mij geloofwaardiger is dan al die andere bij elkaar. Een man, een mens die je indringend aankijkt. Niet be- of veroordelend, niet uit op het uitdelen van rapportcijfers. 

Dit is het gezicht van een mens die mij ziet. Niets meer dan dat. Hij ziet zonder te oordelen, hij is aanwezig zonder zich op te dringen, hij loopt met mij mee, maar laat mij vrij mijn eigen weg te gaan. Zo is Jezus voor mij. En dat allemaal door een plaatje.

zaterdag 1 mei 2010

Helpdesk

Voor alle computernerds, digibeesten, iPhoneverslaafden en alle andere aanbidders van alles waar een stekker aan zit. We hebben allemaal wel van die dingen thuis in kasten staan, die bij mij - en ik weet dat ik niet de enige ben - tegenwoordig vooral als behang dienen.