woensdag 22 december 2010

De verleiding


Advent en Kerstmis vind ik de moeilijkste feesten van het kerkelijk jaar. In gelovig opzicht dan. Alles en iedereen om mij heen lijkt zich uitsluitend bezig te houden met de vragen, ‘wat moet ik eten’ en ‘wat moet ik kopen’. De vele overdadig ingerichte winkeletalages zijn graag bereid ons daarbij een handje te helpen. De aanleiding van al dit verkoopgeweld, de geboorte van het Kind in een sobere omgeving, leidt doorgaans tot alleen maar meer commerciële overdaad. De advent- en kersttijd worden zo tot suikerzoete consumptieweken waarvan ik meestal blij ben als ze weer achter de rug zijn. Dan kunnen we tenminste weer normaal doen.

Toch heb ik er altijd een ongemakkelijk gevoel bij. Waarom laat ik me in mijn emoties rondom Kerst zo leiden door wat er om mij heen gebeurt? Kan ik me niet naar binnen keren om op zoek te gaan naar een betekenis die mij wél kan raken?

Laatst woonde ik een lezing bij die als titel had ‘Het grote verheugen’. Het had niets met geloof te maken, maar achteraf zag ik toch een verbinding met het goddelijke. Tot mijn grote vreugde kon ik met de woorden van de spreker ook wel iets in het kader van mijn ‘kerstprobleem’ zoals ik het maar even zal noemen. De spreker was een jonge hoogleraar die zich bezighoudt met het onderzoek naar wat verleiding en verlangen doen met een mens. Hij stelde dat een mens gelukkiger is wanneer hij zich ergens op verheugt of ergens naar verlangt, dan wanneer dat verlangen in vervulling gegaan is. Om het simpel te zeggen, we zijn gelukkiger wanneer het cadeau nog ingepakt staat, dan wanneer we het uitgepakt hebben en weten wat erin zit, ook als de inhoud ons bevalt.

Ter illustratie liet hij een filmpje zien van de zogenaamde ‘marshmellow test’. Een kind van een jaar of zes krijgt een snoepje, een marshmellow, met daarbij de boodschap dat hij het nu meteen mag opeten, óf hij mag wachten en dan krijgt hij er later nog eentje bij. Vervolgens verlaat de onderzoeker de ruimte. Via een verborgen camera zie je het verscheurende dilemma van de kinderen: oh, wat ziet dat snoepje er lekker uit, wat zouden zij het graag opeten. Maar de meesten doen het niet. Natuurlijk omdat er een nóg grotere beloning wacht.

Ik heb hartelijk gelachen om de gekwelde kindergezichten, maar deze test is geen flauwekul. Wij worden in ons leven dagelijks blootgesteld aan verleidingen, wij verheugen ons op van alles en nog wat. De vraag is, hoe wij daarmee omgaan. Zijn wij steeds bezig onze verlangens te vervullen, of zijn we sterk genoeg om daar af en toe van af  te zien? Advent en Kerst zijn bij uitstek tijden van verwachting, van verlangen én van verleiding. De winkeletalages verleiden mij tot meer willen, meer kopen. En de ervaring leert, dat hoe meer ik daaraan toegeef, hoe ontevredener ik word. Ook voor mij geldt de uitdaging om al het lekkers dat voor het grijpen ligt, te laten liggen en mij te richten op de grotere beloning die in het verschiet ligt. Alleen dan kan Kerstmis werkelijk een feest zijn, alleen dan geef ik inhoud aan de verwachtingsvolle tijd die advent hoort te zijn. Nu oefen ik me erin om de spreekwoordelijke marshmellow af en toe eens te laten liggen. Dat valt niet mee, maar het geeft wél een zekere invulling aan deze adventstijd.

Tekst van mijn column in het Belgische blad Tertio.

maandag 13 december 2010

Op bezoek in de echte wereld


We gingen op bezoek bij een bedrijf. In het kader van een training sociale vaardigheden voordat onze leerlingen op stage gaan (pet af als je binnenkomt, de ander aankijken als die je een hand geeft, je naam zeggen, telefoon uit en in je jaszak laten, jas uit, etcetera, ecetera).

Zo togen twee docenten, een stagiare en zeventien leerlingen op een koude ochtend naar het hoofdkantoor van de Nuon; een groepje wilde apen losgelaten in de echte wereld. In ieder geval, zo leken de Nuon-medewerkers erover te denken, getuige de vele verbaasde gezichten die ons aanstaarden vanachter hun met plastic lamellen behangen ramen van hun kantoortuinen.

De klas mocht plaatsnemen in een zaaltje met gipsplaten en tl-bakken aan het plafond, linoleum op de vloer en grijze kantoormeubelen. Ook hier weer: werknemers die ons verschrikt en verbaasd aanstaarden. Alle kamerdeuren potdicht. Ik vroeg mij af, zouden wij ook met zoveel argwaan bekeken worden als ik hier met een klas vol hoogblonde kinderen was gekomen?

De leerlingen hadden een presentatie voorbereid over wat ze de afgelopen weken geleerd hadden. Braaf lazen ze hun powerpointsheets voor. Ze deden enorm hun best om rustig te blijven zitten, ook toen er een saai filmpje over Nuon (zonder geluid) werd gedraaid.

Na anderhalf uur zat het bezoek er weer op. Zowel leerlingen als ik waren blij dat we weer lekker terug naar onze eigen gekke school mochten. Met zijn brommer op alleen het achterwiel ('wielie trekken') racete Rachid het terrein af. Als er ooit nog een vervolg komt op 'Debiteuren, crediteuren' van Jiskefet dan weet ik de perfecte locatie.

zaterdag 27 november 2010

Het reservaat


We leven in een klein land, maar als je op een doordeweekse avond naar de andere kant van dat kleine landje moet, en weer terug, dan valt dat toch wel tegen...

Zo zat ik vorige week op een tijdstip ver na mijn gebruikelijke bedtijd in een trein die mij van Roermond terug naar Amsterdam moest brengen. Om het nog een beetje aangenaam te maken, had ik een kaartje voor de eersteklas gekocht.

Desalniettemin zat er in mijn coupé, een paar banken achter mij, een man meer dan hardop in een mobiele telefoon te praten. Hij had Sjaak aan de lijn. Voor iedereen duidelijk hoorbaar vertelde hij Sjaak dat hij wel rond een uur of elf in de kroeg zou zijn. Uit zijn plat Amsterdamse accent kon ik opmaken dat die kroeg in onze hoofdstad moest staan. Ik wist dat hij elf uur nooit zou gaan redden, we waren Weert nog niet eens gepasseerd, maar ik had geen zin om hem dat te gaan vertellen.

Een tijdje bleef het stil. Toen belde Sjaak weer. Mijn coupégenoot riep door zijn telefoon dat de reis zo 'attenooije lang' duurde. Mijn aanvankelijke ergernis om zijn luidruchtigheid sloeg om in een vaag gevoel van verbroedering. In het pikkedonker raasde deze trein door, op weg naar ons beider thuis.

Op het overloopje van onze coupé was inmiddels iemand neergestreken die luidkeels liedjes begon te zingen in een onverstaanbare taal. Ik kon hem niet zien, maar horen des te meer. Hij zou tot Amsterdam niet meer ophouden met zingen.

Later, het was inmiddels ruimschoots elf uur geweest en nog altijd was onze eindbestemming niet in zicht. Sjaak weer aan de lijn. 'Se gaon sauw foetselpakkette uitdeele', grapte mijn achterbuurman. Ik moest er hardop om lachen.

Mijn rust werd inmiddels behalve door Sjaak en door de zingende man verstoord door een jongen die makkelijk een van mijn leerlingen had kunnen zijn, en die continu heen en weer door de coupé beende. Daar zit je dan, hopend op wat rust met je dure eersteklaskaartje.

Toen we eindelijk, eindelijk de lichten van de stad dichterbij zagen komen, bedacht ik met stille pret dit: de rest van het land kan rustig gaan slapen; alle gekken zijn weer veilig terug in het reservaat dat Amsterdam heet.

zondag 21 november 2010

De eeuwigheid



Ik krijg wel vaker het verzoek om een lezing te houden, en dat doe ik graag. Soms echter stelt het verzoek mij voor problemen. Zo ook dit weekend. Of ik een praatje wilde houden over het begrip 'eeuwigheid'. De organisatie had mij ergens in het vroege voorjaar van dit jaar gepolst en toen dacht ik, ach, dat is nog zo ver weg, in de tussentijd verzin ik wel iets zinnigs om te zeggen. Maar als je maar lang genoeg wacht wordt 'zo ver weg' vanzelf 'morgen', en toen had ik dus een probleem.


Gelukkig zijn er altijd de oude, vertrouwde wijze geschriften waar ik op kan terugvallen. Na een en ander gelezen te hebben, kwam ik toch tot een aantal zinnige gedachten, al zeg ik het zelf. Hieronder een korte samenvatting van mijn praatje over de eeuwigheid.


In de bijbel komt het begrip eeuwigheid lang niet zo vaak voor als we misschien zouden denken. Met name in de psalmen komt het wel een aantal keer voor. Steeds wordt hierbij de eeuwigheid in verband gebracht met God: God is trouw in eeuwigheid, de naam van God zij geprezen in eeuwigheid, Gods heerschappij duurt tot in eeuwigheid, God zelf is in eeuwigheid. 


In de evangelieverhalen komt het woord slechts drie keer voor. De meest bekende is in de lofzang van Maria. Bij Lucas spreekt Maria, nadat een engel bij haar langs geweest is om haar te vertellen dat ze zwanger zal worden: 'Hij heeft het opgenomen voor Israël, zijn knecht, indachtig de barmhartigheid die Hij, zoals aan onze vaderen toegezegd, bewijzen wil aan Abraham en zijn nageslacht, voor eeuwig'. 
Ook hier zijn God en de eeuwigheid innig met elkaar verbonden, misschien zou je zelfs wel kunnen stellen dat God de eeuwigheid ís – of omgekeerd.

In die andere grote verhalende traditie – de Griekse mythologie, gaat het ook vaak over de eeuwigheid. Prometheus krijgt een eeuwige straf (hij wordt aan een rots vastgeketend en iedere dag zal een adelaar zijn lever uitrukken, die vervolgens 's nachts weer aangroeit). Tantalus moet voor eeuwig honger en dorst lijden terwijl drank en spijzen om hem heen zijn, nadat hij de goden bedrogen had. Steeds weer wordt in de mythologie bovendien benadrukt dat de goden eeuwig leven, en dat de weg van de mens slechts kort is en vaak plotseling afgebroken wordt.‘Goden zijn. En stervelingen zijn er maar even.’

Het grote verschil tussen god en mens is niet zijn uiterlijk – sommige mensen raken in verwarring doordat de goden er zo normaal uitzien, maar het is zijn eeuwige leven. Overigens, dat eeuwige leven is voor de goden lang niet altijd een pretje. Ze vervelen zich dikwijls te pletter, maar gelukkig is de mens er nog die ze in het avontuur of het onheil in kunnen storten, zodat er nog wat te lachen valt.

Eeuwig leven, wat heeft dat ons in deze tijd te zeggen? Verlangen wij naar het leven na de dood, leven wij ernaar toe? Ik niet bepaald. Moeten we het begrip naar het land der fabelen verhuizen? Het eeuwig leven als geschiedenis verklaren? Ons bestaan in de eeuwigheid laten voor wat het is? We geloven immers niet in sprookjes, of mooie verhalen.

Maar ik denk dat dat niet hoeft. Ondanks mijn ongemakkelijkheid met het begrip, denk ik toch dat het wel degelijk zin heeft om ons erin te verdiepen. Anselmus van Canterbury zegt in zijn ‘Fides quaerens intellectum’ (het geloof dat zoekt naar inzicht): 'Wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groter gedacht kan worden'. Boven God kan niets groters gedacht worden. Boven de eeuwigheid kan geen langere tijdspanne gedacht worden. God en eeuwigheid gaan ons voorstellingsvermogen te boven.

Wij leven en zijn in een beperkte ruimte en tijd. Dat er toch iets groters is dan dat wordt niet alleen in de mythologie en de bijbel verkondigd, maar ook door astronomen, natuurkundigen. Bovendien beantwoordt het ook aan ons gevoel, dat wijzelf niet het middelpunt zijn, maar dat dat middelpunt buiten onszelf moet liggen, dat wijzelf niet de as, maar de spaken van de wereld zijn.

Het besef van de eeuwigheid zet ons op onze plaats, maakt nederig. Wij zijn een deel van iets, iets dat niet ver weg is, in ruimte of tijd, maar dat er nu is, waar wij deel van uitmaken. Wij voelen het aan, maar kunnen het niet zien, zoals wij weten dat er in Australië mensen wonen, maar we kunnen ze niet zien. De eeuwigheid gaat alle grenzen van het voorstelbare te boven. Net zoals God. Wij zijn opgenomen in dat verbond van ruimte verder dan wij kunnen kijken en tijd verder dan wij kunnen denken. De eeuwigheid is het grote open venster van de wereld.

vrijdag 12 november 2010

Slagveld


Misschien dacht u, na het lezen van al mijn vrolijke berichtjes over school, dat het altijd feest is met die leerlingen van mij. Niet dus. Vandaag mijn vierde klas Basisberoeps. Pittige groep waar veel leven in zit, maar wel altijd gezellig. Vorig jaar was ik hun mentor, dus we kennen elkaar goed.

Ik begon met een prima humeur; nog één dagje voor het weekend, maar, jongens, we moeten nog van alles  doen want de toetsweek komt eraan. Kom op, we gaan beginnen. Nawal: 'Ik moet naar de wc'. 'Nee meisje, je hebt net pauze gehad en ik wil graag wat gaan uitleggen. Straks mag je.' 'Maar ik moet hééél nodig!!!' 'Nee Nawal, nu niet. Jongens, ik wil graag beginnen.' Geen spoor van motivatie in de groep. Dan maar even mijn stem verheffen. 'Hallo! We hebben nog twee lessen tot de toetsweek, dus het lijkt me handig als we nu kunnen beginnen.'

Serap is languit op twee stoelen gaan liggen. 'Serap, ga even normaal zitten alsjeblieft.' Nancherie heeft haar stoel omgedraaid en zit nu met haar rug naar mij toe. 'Nancherie, draai je 's om, ik wil wat gaan uitleggen.' 'NOU JAA, iedereen zit omgedraaid.' 'Nee hoor, alleen jij.' 'Ik hoor u echt wel hoor.' 'Nancherie, DRAAI JE OM.' Nancherie draait haar stoel tergend langzaam de goede richting uit. Het duurt Rachid allemaal te lang en om de tijd te doden heeft hij zijn oordopjes in gedaan en de muziek op zijn iPod op 10 gezet. 'Rachid, doe je muziek uit en die oordoppen uit je oren.' 'De muziek is uit, juf' 'Nu nog die oordoppen uit je oren.' 'Maar de muziek ís toch uit!' 'Rachid, ik wil dat die oordoppen niet zien.'

Aan de andere kant van het lokaal klinkt ineens een harde schreeuw. Zakaria jammert dat hij een pen tegen zijn hoofd gegooid heeft gekregen. 'Kom op Zakaria, daar ga je niet dood van, je hoeft echt niet zo te schreeuwen.' 'Maar juf, ze bekogelen me met pennen EN U DOET NIETS!!!' Ik kijk het groepje glunderende heren achterin de klas streng aan. 'Willen jullie daarmee ophouden alsjeblieft!' 'Maar juf, wij deden niets, Zakaria gooit zelf met propjes, kijkt u zelf maar, hier hebben we ze.'

'JUHUF, ik mocht niet naar de wc omdat u ging beginnen en nu zijn we nog steeds niet begonnen, ik had al tien keer naar de wc kunnen gaan.' Nawal weer natuurlijk. 'Nawal, ik wil dolgraag beginnen, maar ik lijk de enige te zijn.' Ik zucht, mijn goede bui van een kwartier geleden is allang verdwenen achter een dikke grijze donderwolk. 'DAMES EN HEREN, aangezien jullie iets uitleggen onmogelijk blijkt, gaan jullie gewoon maar aan het werk en ik kom wel langs als er vragen zijn.'

Had ik nooit moeten doen natuurlijk, want zodra ik bij een leerling sta om iets uit te leggen, vliegen de proppen papier en de pennen door lucht. Zakaria schreeuwt, Nawal schreeuwt, Rachid heeft zijn oordoppen weer in zijn oren. Ik laat het maar zo, dan heb ik van hem tenminste geen last. De rest kan nu niet meer aan het werk omdat ze geen pennen meer hebben, die liggen in stukken (dan heb je meer om mee te gooien) op de grond. Ik ben de energie om er werkelijk iets aan te doen allang kwijt.

Goddank komt ook aan deze les, na een schijnbare eeuwigheid, een einde. De leerlingen vertrekken triomfantelijk. Ik ruim de ergste rommel van het slagveld op, dan kan de collega die na mij komt in ieder geval niet zien wat zich hier heeft afgespeeld. Onderwijs? Hoe ben ik ooit op het idee gekomen om dat te gaan doen...

maandag 8 november 2010

Verhalen om uit te leven - deel 2


"In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was, had leven in Hem, en het leven was het licht van de mensen. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan. Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid."

"Toen de eerste mensen verhalen begonnen te maken om aan elkaar te vertellen, kwam er een eind aan de Chaos. Taal legde vast wat een enkeling ooit bij toeval ontdekte: dat een stam bleef drijven, dat stenen vuur konden maken. Taal ontwierp de wapens tegen verscheurende dieren. Taal onderscheidde donker van licht en aarde van water. Taal creëerde eenheid en tweestrijd, meesters en slaven. Taal leede tellen, meten, wegen. Taal vond het wiel uit. Mensen bedachten woorden voor al wat ze konden beheersen en de machten die hun te hoog gingen noemden ze goden."

Het eerste fragment hierboven komt uit de bijbel. Voor wie het niet herkent: het is het begin van het evangelie van Johannes. Geen woord over het kindje in het kribje of herders in het veld, bij Johannes is Jezus het vleesgeworden woord. Taal dus. Het tweede fragment komt bij de Grieken vandaan en is een inleiding op een van de vele oude mythologische verhalen. Taal en woorden en hun betekenis spelen ook hier een belangrijke rol.

In de cursus die ik geef over verhalen ging deel 1 over schepping, oorsprong, herkomst. En de betekenis van de taal daarbij. Wie iets vertelt over zijn eigen oorsprong of herkomst vertelt veel over zichzelf. Zo vertellen scheppingsverhalen ons ook veel over de mensen die ze bedacht en opgeschreven hebben. De kunst is, om te ontdekken wat die mensen duidelijk wilden maken. 

In de bijbel is er het verhaal van God die licht en donker, aarde en water, dier en mens schept. Bijna meteen daar achteraan gaat het al mis: door eigenwijsheid van de mens wordt hij uit het paradijs verbannen. Ook in de mythologie gaat de schepping van de mens niet probleemloos. Hij krijgt van Prometheus het vuur aangereikt waarop Zeus zó kwaad wordt (de mens kan immers niet met deze verantwoordelijkheid omgaan), dat hij Prometheus veroordeelt tot een vreselijke straf: hij wordt aan een rots gebonden en iedere dag zal een roofvogel zijn lever uit zijn lichaam scheuren, waarna die 's nachts weer aangroeit. 

Ook in de literatuur komt het thema van de jeugd, de herkomst vaak terug. Voor de cursus koos ik voor Titaantjes van Nescio. Het is een prachtig kort verhaal waarin een volwassen man terugkijkt op zijn jeugd die hij steeds met dezelfde groep vrienden heeft doorgebracht. "Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ‘t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is." 

In alle gevallen komt het opgroeien, het volwassen worden niet zonder problemen. De mens is eigenwijs, wil zijn eigen weg gaan en stoot zich onderweg maar al te vaak. Hoe vaak hoor ik ook nu iemand zeggen dat hij graag weer twintig zou willen zijn, maar dan wel met de kennis van nu. Al vallend en struikelend de weg vinden in je leven, dat is van alle tijden.

zondag 31 oktober 2010

Het grote onbekende


De film Into the wild gezien. Het gaat over een jongen, hij is pas afgestudeerd, mooie cijfers, de toekomst ligt voor hem open. Maar hij wil geen auto, geen magnetron, geen eengezinswoning. Hij geeft het geld dat hij heeft weg, knipt zijn bankpas en identiteitsbewijs door en trekt te voet de wildernis in.

Hij loopt, hij lift hier en daar een stukje mee met een vrachtwagen en loopt dan weer verder. Tot hij uiteindelijk in Alaska belandt. Zijn ideaal: niets dan de ruige natuur om hem heen. Eindeloze bossen, rivieren, woeste luchten. De film geeft een mooi beeld van iemand die onversneden zijn droom achterna gaat.

Een spiegel wordt mij voorgehouden. Ook ik ben er ooit op uit getrokken. Eerst op reis waar ik andere culturen, andere werelden heb leren kennen. Later naar het klooster, waar ik vooral mezelf leerde kennen. Het één minstens zo avontuurlijk als het ander. Ik weet nog goed dat ik in die tijd, zo na mijn afstuderen, vaak heb stilgestaan bij de gedachte dat mijn hele leven open lag, dat alles mogelijk was. Fantastisch!

Onvermijdelijk kwamen daarna de keuzes, ik sloeg wegen in en sloot deuren achter me. Ik ben gelukkig met mijn leven nu. School is geweldig, ik hoor daar thuis. Ik heb het voorrecht door mijn boeken veel interessante, boeiende mensen te ontmoeten. Ik ben een gelukkig mens.

Maar ik voel dat ik moet oppassen. Wanneer alles wel prima is, wanneer alles loopt zoals je gepland hebt, dan wordt het leven een warm hol waar je lekker in kunt liggen. Comfortabel, veilig en overzichtelijk. Is dat hoe het moet zijn? Nee! Want waar zijn dan de vergezichten, de grotere en kleinere overwinningen op jezelf, en vooral: de buitenwereld. Laat ik toch niet ouder worden met een slinkend wereldbeeld. Blind voor de schoonheid én de nood die buiten mijn huis liggen. Laat ik toch altijd, ook al is het middenin de grote stad, op zoek blijven naar the wild.

dinsdag 5 oktober 2010

Verhalen om uit te leven



Sinds kort ben ik niet alleen juf van vijftienjarigen, maar ook van volwassenen. Nou ja, het is meer dat we ons gezamenlijk buigen over een thema dat ik aandraag. Ik organiseer een cursus over verhalen.

Verhalen zijn interessante dingen. Voor zover bekend zijn wij, mensen, de enige soort op aarde die zich ermee bezighoudt. We verzinnen ze en vertellen ze door. De afgelopen paar duizend jaar schrijven we ze ook op. Sommige verhalen zijn in de bijbel terecht gekomen, andere rekenen we tot de mythologie. We kennen sprookjes en sagen, romans en toneelstukken, opera's en gedichten. Wat er ook verzonnen aan mag zijn, de thematiek is opvallend vaak hetzelfde, zo ontdekte ik toen ik me er afgelopen zomer in verdiepte.

De verhalen uit de bijbel ken ik het beste, maar toen ik me ging verdiepen in de Griekse mythen kwam ik keer op keer herkenbare thema's tegen: angst en hoop, vreugde en haat, jaloezie en strijd. Dezelfde vragen kwam ik steeds weer tegen: hoe ga je om met de onzekerheden van het leven, hoe maak je de juiste keuzes, waar komt het kwaad vandaan en waarom gaan de dingen niet zoals ik wil dat ze gaan? Hoe meer ik me erin verdiep, hoe meer ik ervan overtuigd raak, dat de mens tweeduizend jaar geleden wel andere kleren droeg dan wij, maar in de kern nauwelijks anders was. Het decor is ingrijpend veranderd, maar de spelers op het toneel - wijzelf - zijn dezelfde gebleven.

Ik vind het jammer dat in onze tijd deze oeroude verhalen en hun oeroude wijsheden vergeten raken. We hoeven ons niet uit te leveren aan opgeheven wijsvingertjes, maar een beetje inspiratie en goede raad kan nooit kwaad. Het gaat er niet om of het wel 'echt gebeurd' is zoals het er staat. Verhalen zijn geen journalistieke verslagen. Het gaat erom dat iemand iets heeft willen zeggen, duidelijk heeft willen maken.  En wat dat is, dat is vaak niet meteen duidelijk. Maar wie de moeite neemt, kan er veel uit peuteren voor zijn eigen leven, hier en nu, gratis en voor niks. Later meer over concrete voorbeelden...

zondag 26 september 2010

Een nieuwe klas


Het is zaterdagavond en ik ben op de fiets op weg om bij vrienden een borrel te gaan drinken. Ze wonen in de Indische buurt, het domein van de meeste van mijn leerlingen. Het is al donker, het regent een beetje en met een bos bloemen in mijn ene en een paraplu in mijn andere hand, wordt het er niet gemakkelijker op om het juiste adres te vinden.

Een groepje jongens is op straat aan het voetballen. Eentje roept iets naar mij. Dan is het even stil. Vervolgens schreeuwt een andere jongen naar zijn vriendje, 'Hé sukkel, dat is mijn juffrouw.' Afblijven dus. Ik moet vreselijk lachen, steek mijn hand op (die met de paraplu) en fiets verder.

Het nieuwe schooljaar is drieëneenhalve week oud. Ik heb een nieuwe mentorklas, net als vorig jaar de 3e klas Basisberoepsgerichte leerweg. De groep telt drieëntwintig leerlingen, waarvan eenentwintig jongens. Het is een overvolle kruiwagen met stuiterballen, boefjes, boenders, ongeleide projectielen, haantjes en slechts twee lieve, gezellige meisjes.

De eerste week was de toon meteen gezet: de klas zat bij een andere leraar in de klas. Tarik (stekeltjes bovenop, matje in zijn nek) zat door het raam de gang in te kijken. Ik liep langs en hij zag mij. Met een groot gebaar kreeg ik een handkus toegeworpen van deze veertienjarige hartenbreker. Ik was meteen verkocht.

Nergens, maar dan ook nergens kom je kinderen, mensen tegen die zo puur en spontaan, zo volkomen zichzelf zijn en zich zo vol overgave aan je kunnen hechten, als in deze afdeling van het onderwijs. Hoewel zij nog veel te leren hebben op het gebied van taal en rekenen, aardrijkskunde en economie, om van op tijd komen en je spullen meenemen maar te zwijgen; ik denk vaak dat wij verstandige volwassenen nog heel wat kunnen opsteken van hun onbevangen levenskunst. Wat ik dit schooljaar allemaal weer zal meemaken, weet ik nog niet. Maar saai zal het in ieder geval niet worden.

dinsdag 7 september 2010

God voor managers


Gisteren, een lezing voor een volle zaal met managers. De opdracht aan mij was, om een brug te slaan tussen het bedrijfs- en het geloofsleven. Geen gemakkelijke opgave. Want hoewel ik inmiddels wel iets afweet van de BV God&Zoon, van de zakelijke wereld weet ik vrijwel niets. Als buitenstaander ken ik slechts de vooroordelen: zakenmensen denken maar aan één ding: winst maken. Nu bestaan er over gelovigen ook zeer veel vooroordelen, dus daarin kon ik dan weer een raakpunt herkennen.

De geldwolven vielen reuze mee, en ik kon aan een oprecht geïnteresseerd publiek mijn verhaal vertellen. Hoe ik er baat bij heb dat het af en toe stil is in huis. Dat die stilte niet zwaar of opgelegd hoeft te zijn als zij gevoed wordt door het lezen van teksten, uit de bijbel of andere mooie boeken, die in de stilte herkauwd kunnen worden. Hoe dat mijn dagelijks leven kleur en diepgang kan geven.

Ik had het erover dat een klooster ook maar een handige organisatievorm is om zo veel mogelijk tijd vrij te maken voor datgene waar je je het liefst mee bezighoudt. En net als in een bedrijf of welke organisatie dan ook, heb je elkaar niet uitgekozen, maar zul je het toch met elkaar moeten rooien. En net als een bedrijf is een klooster geen democratie, en is er dus iemand anders die voor je beslist wat je die avond zult eten, en welke werkzaamheden je de volgende ochtend op jouw bordje zult vinden. En soms valt dat niet mee als persoon met een eigen wil.

En waar je ook komt of gaat, vervolgde ik, in het klooster of daarbuiten, altijd neem je jezelf mee. Met je eigen nukken, je mooie en je lelijke kanten, je rafelranden en je (on-) hebbelijkheden. Niemand wordt een ander persoon door een verandering van standplaats, waar je ook bent, je bent altijd en overal wie je bent. De kunst is, die plek te vinden waar je uitgedaagd en gekoesterd wordt tegelijkertijd. Dat kan bij de trappisten of bij Unilever zijn, eigenlijk maakt dat niet zoveel uit.

maandag 23 augustus 2010

Ik zie, ik zie...


Ik zie, ik zie... Wat zie ik eigenlijk? In het Musée des Arts et Métiers in Parijs hangt een koperen bal aan een lange, dunne draad. In een hypnotiserend ritme slingert de bal heen en weer. Onder de bal, een glazen plaat op een betonnen voet op de grond. Een conservator legt de bedoeling van deze vreemde opstelling uit door op de glazen plaat een stuk of wat pionnetjes te plaatsen. De bal slingert er rakelings langs. Na een minuut of wat tikt de bal een van de pionnetjes om. Is de bal van richting veranderd tijdens het slingeren?

Nee, het is de plaat die een fractie gedraaid is. Maar als de plaat gedraaid is, is de voet waar hij op rust dat ook, en de grond - de aarde dus - waar de voet op rust óók. Juist. Dit is een slinger van Foucault, genoemd naar de 19e eeuwse natuurkundige die met behulp van deze slinger in zijn eigen laboratorium kon aantonen dat de aarde draait.

Het is een betoverend ding. Natuurlijk weten we allang dat de aarde draait, maar om met eigen ogen te zien hoe een bal die op dezelfde plaats heen en weer slingert, plotseling pionnetjes gaat omgooien, is bijna alsof je water ziet branden. Bovendien, echt begrijpen doe ik het nog niet helemaal.

Dit levenloze ding geeft een gevoel van kleinheid. De koperen kogel met een doorsnee van een centimeter of vijftien benadrukt genadeloos het feit dat ik maar een miertje ben dat een tijdje op de door de ruimte tollende aarde mag meeliften. Ik kan me goed voorstellen dat mensen in voorbije eeuwen van hun geloof zijn gevallen bij het zien van de slinger. Waar kan God nog uithangen als niet wij, maar deze koperen bal het middelpunt van alles blijkt te zijn?

Gelukkig hangt in dezelfde ruimte als de slinger het bewijs dat de mens letterlijk en figuurlijk kan uitstijgen boven zijn lot; aan het plafond van de immense ruimte die ooit een kerk (!) was, hangt het vliegtuig waarmee Louis Blériot in 1909 het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland over vloog. Het ding heeft vleugels van iets wat op karton lijkt en een motor zo groot als die van een brommertje. Maar Blériot overbrugde de 36 kilometer in 37 minuten. Groots.

vrijdag 20 augustus 2010

Lezen!


Eerder schreef ik al eens dat ik het niet snel doe, anderen boeken aanraden die ik mooi vind. Al te vaak krijg ik namelijk lauwe reacties terug. Voor beide partijen wat ongemakkelijk...

Maar nu heb ik toch een boek dat ik zonder schroom aan eenieder van harte durf aan te bevelen: 'The thousand autums of Jacob de Zoet'/'De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet' van David Mitchell. Op de achterkant van mijn Engelse versie staat te lezen, 'Dizzyingly, dazzlingly good'. En dat is het.

Een verhaal dat je meeneemt naar het eilandje Deshima voor de kust van Japan, waar de Nederlandse VOC zo'n twee eeuwen lang handel heeft gedreven met de Japanners. (Heb je niets met Japan? Toch het boek gaan lezen.) Een jonge klerk, Jacob de Zoet, gaat erheen met het plan er een jaar te blijven om zo genoeg geld te verdienen om met zijn geliefde in Nederland te kunnen trouwen. Hij belandt in een wereld van botsende culturen, waar verraad en liefde, corruptie en vriendschap door elkaar en over elkaar heen rollen.

Een boordevol, betoverend boek. Neem je laatste vakantiedagen op en ga het lezen!

maandag 16 augustus 2010

Vrijheid op de fiets


Klik op onderstaande link en u vindt een stukkie van mij (van afgelopen zaterdag in Trouw).

"De vrijheid overvalt me op de fiets"

(Foto: Marco Hofsté)

dinsdag 10 augustus 2010

Belangrijk


Het belangrijkste van een paar weken vakantie is, dat ik de tijd heb om alles eens even in het juiste perspectief te plaatsen, om me te realiseren wat ook al weer echt belangrijk is. Natuurlijk, mijn werk is belangrijk, ik ben ervan overtuigd dat het nuttig is wat ik doe, en ik vind het nog leuk ook. Maar soms kan ik wat overdrijven...

Ik ben een vrouw en zou er dus goed in moeten zijn om meerdere dingen tegelijk te doen. Niet dus. Niets geeft me zoveel stress als dat ik me op hetzelfde moment met meerdere dingen moet bezighouden. Ik doe graag één ding tegelijk. Als ik op school ben, hoef ik niet na te denken over vrienden of familie die ik nog moet bellen, over de boodschappen, over al die tienduizend leuke en minder leuke dingen waar het leven vol van is. Wat dat betreft zit de monnik nog altijd diep in mij; houd je aandacht bij één ding tegelijk. Maar wat ik doe, doe ik doorgaans in de vijfde versnelling, voorbijgaand aan al het andere.

Nu ik even niet hoef te werken en in de rust en de stilte zit, is er plotseling plaats voor die andere dingen. Dingen die ook bij mijn leven horen. Ineens heb ik weer veel contact met m'n zusje, met mijn beste vriendinnetje, met mijn ouders. Ik ben boeken aan het lezen, ik verslind ze. Ik zit een beetje voor me uit te turen, en zie hoe de wolken aan mij voorbij trekken (zie foto, genomen vanuit mijn kamer in het klooster). Wat is het eigenlijk heerlijk om even stil te staan en het leven aan je voorbij te laten trekken. Waarom doe ik dat niet vaker?

Ik kies de gemakkelijkste weg door steeds maar door te razen. Af en toe op de rem trappen, is heel moeilijk. Het haalt je uit je ritme. Een vlucht is het ook, niet hoeven nadenken, gewoon doorgaan. Stilstaan is het moeilijkste wat er is, want dan zie je niet alleen de blauwe lucht en de schapenwolkjes aan je voorbijtrekken, maar ook de donkergrijze donderwolken. Toch maar doen af en toe, stilstaan, dan voel je dat je leeft.

donderdag 5 augustus 2010

Het monastieke leven


Zo. Na een tijdje ondergedoken te zijn geweest, ben ik weer onder de levenden. Twee weken klooster, twee weken geen internet, geen iPhone, geen kranten, geen afleiding. Ik moet toegeven, het viel me in het begin niet mee. Ik die altijd roep dat het helemaal niet zo nodig is om altijd bereikbaar te zijn, miste het contact met de buitenwereld. Wat maakt het uit dat je even geen nieuws kunt volgen, of niet even kunt pingen of skypen? Geen moer natuurlijk, maar toch. Het was afkicken.

Toch was het goed, natuurlijk was het goed. De stilte, de ruimte, de afwezigheid van prikkels, ze maken dat je hoofd leeg raakt, dat het razen van die machine in je hoofd wat minder wordt. Toen ik me ermee verzoend had dat ik niet online kon zijn, heb ik gelezen en gestudeerd, gewandeld en geslapen en dat alles met volle teugen.

En gebeden natuurlijk. Ook dat was weer wennen. Een kwartier of twintig minuten gewoon maar in de kerk zitten, niet om bij een dienst te zijn, maar gewoon maar te zitten. Een vreemd gevoel; ik moet iets, moet ik niet iets, er zijn Dingen die ik moet Doen! O nee, er is niets. Bidden is moeilijk, want bidden is niets 'doen'.

Ik kan nog altijd jaloers worden op de monniken - zusters in dit geval - die hier hun levensvervulling van kunnen maken. Het is zó radicaal, het is zo totaal anders dan het leven dat jij en ik leven. Het is je helemaal geven voor één ideaal. En ik weet uit eigen ervaring, dat die meiden daar echt geen heiligen zijn. Het zijn gewone mensen, met gewone verlangens. Ik heb daar twee weken lang een beetje tegenaan kunnen schurken, kunnen meeliften op de trein die zij in beweging houden. Het is een trein die dwars door de tijden heen in alle rust doorrijdt en alles wat echt belangrijk is in het leven in zijn wagonnetjes meeneemt.

maandag 19 juli 2010

Machtsvertoon


Ik ben in Rouaan, de stad waar Jeanne d'Arc op de brandstapel aan haar einde kwam (en waar nu op slimme wijze commercieel op ingespeeld wordt) en de stad waar Pierre Corneille geboren werd. Het is ook een stad die in de jeugdboeken van Thea Beckman over de Honderdjarige oorlog tussen de Engelsen en de Fransen een grote rol speelt. Ik verslond ze, en ik kan het niet laten om steeds aan Bertrand Du Guesclin en zijn metgezellen te denken als ik hier rondloop. Zo gezapig als de provinciestad er nu bij ligt, zo hard en wreed is hier in de voorbije eeuwen gevochten.

In de stadskern kun je de Middeleeuwen aanraken. De Fransen hebben gelukkig niet de vernieuwingsdrift die wij soms hebben. Dat betekent vooral: kathedralen met torens die tot in de hemel reiken. De heersende macht van een tijdsperiode laat zich aflezen aan de omvang van de gebouwen, zo las ik ooit ergens. In de Middeleeuwen was dat de kerkelijke macht; zie de hoogte van de kerktorens. In de zeventiende eeuw nam - in onze gebieden tenminste - de burgerij het stokje over, en moesten hele woonwijken verdwijnen voor hun stadhuizen. En in onze tijd zijn het de banken, de verzekeringsmaatschappijen en de accountants die steeds verder de lucht in gaan met hun torens van staal en glas.

Vertoon van macht, en wij, gewone stervelingen, vergapen ons eraan. De duizenden ornamenten op, in en aan de vele kerken die dit stadje telt zijn duizelingwekkend. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer. Apostelen, profeten, kerkvaders, engelen, duiveltjes, bijbeltaferelen, bloemen, vogels en vissen sieren de binnen- en de buitenkant. Of het mooi is, laat ik graag aan ieders smaak over, maar het is in ieder geval bijna een wonder te noemen hoe zoiets ooit gebouwd heeft kunnen worden.

Vakantie is je oude omgeving verlaten om nieuwe indrukken op te doen, andere werelden te ontdekken. Dat kan ook het verleden zijn. Ik nestel me op een terrasje, bestel een Perrier en laat me in gedachten meevoeren naar de tijd waarin het verschijnsel Wifi nog lang niet uitgevonden was.

zondag 4 juli 2010

De blues


'Eindeschooljaarsblues' stond er boven een artikel in de krant afgelopen week. Het stuk was me uit het hart gegrepen. Het einde van het schooljaar (nog één week te gaan) is een tijd van tegenstrijdige gevoelens.

Afgelopen donderdag was de diploma-uitreiking. Stralende gezichten van leerlingen, ouders en docenten. Een slagingspercentage van maar liefst 95 procent. We kunnen trots zijn als school. Van mijn 38 examenleerlingen waren er slechts twee met een onvoldoende voor Nederlands. Een enorme last die van mijn schouders valt. Niet meer de verantwoordelijkheid om al die kinderen, willig of onwillig, slim of wat minder slim, naar de eindstreep te sleuren. Mijn taak zit er voor dit jaar op, het is tijd om even rustig adem te halen.

Maar het betekent ook dat ik al die leuke, gekke, blije gezichten niet meer ga zien. Ze gaan de wijde wereld in. Sommigen zullen nog wel eens langskomen, maar het zal nooit meer hetzelfde worden. Zij gaan verder en ik blijf achter, wachtend op weer een nieuwe lichting die nóóit zo leuk kan zijn als deze.

Ik heb ruzie met ze gemaakt en onbedaarlijk met ze gelachen, ze hebben straf van me gekregen, maar ik was ook trots op ze. Twee jaar geleden waren we onbekenden voor elkaar, en nu nemen we afscheid als oude vrienden. Ik ken ze door en door, en zij mij. Vele uren hebben we met elkaar doorgebracht in dat klaslokaal. Soms was het een feest, soms een ramp. Er waren dagen waarop ik niet uitgeslapen en chagrijnig was, en dagen waarop de hele klas met de hakken in het zand ging staan. Maar de laatste maanden hebben we vooral heel hard gewerkt voor dat ene doel: het diploma.

De gangen op school zijn nu leeg en kaal. Hier en daar plukjes leerlingen om nog iets in te halen of voor een gesprek met de decaan. Maar het bruisende, het leven is uit de school. Ik breng mijn dagen nu vooral door achter de computer: studiewijzers en planningen voor volgend jaar maken. Kopje koffie erbij, tijd om tussen de middag rustig mijn boterhammetje te eten. Net als bij een gewone baan. Ik mis de stemmen van de leerlingen, het geluid van hun voetstappen. Een school zonder leerlingen is een dood gebouw.

Ik weet het, ik zal straks volop genieten van mijn welverdiende weken vakantie. Maar nu moet ik vooral wennen aan de plotselinge overgang. Wie ben ik als ik geen juf ben? Niemand. Ik lijd onder de eindeschooljaarsblues.

maandag 28 juni 2010

Verloren


Dagelijks worden we overspoeld met hartverscheurende beelden op tv. Maar weinig is zo hartverscheurend als het beeld van voetbalfans van de verliezende ploeg na afloop van de wedstrijd. Negentig minuten geleden lag de wereld nog aan hun voeten. Ze wisten het zeker, hun ploeg ging winnen, al moesten ze die bal het doel in schreeuwen.

Een gekke pruik of petje is allang niet genoeg meer. Gisteren stonden tussen de Engelse fans in vol ornaat uitgedoste ridders, compleet met maliënkolders en helmen. Eerder golfden de stars&stripes van de Verenigde Staten door het stadion en het groen van de Mexicanen. Het mocht niet baten. Engeland verloor en ook de Amerikanen en de Mexicanen mogen naar huis.

En daar zit je dan. Heb je 2-1, 3-1 of 4-1 verloren, wat maakt het uit. De geschminkte kleuren van de vlag op je wangen zijn uitgelopen. Je pet is ingedeukt, je toeter ligt ergens zes rijen naar beneden. Heb je al die moeite gedaan om helemaal naar Zuid-Afrika af te reizen, waar het nog ijskoud is ook, en dan verliezen die klootzakken op het veld. Stank voor dank.

Verliezen, wie houdt daar nou rekening mee? Als je er vanuit gaat dat je kunt verliezen in het leven, dan kun je beter meteen ophouden. Het is maar goed dat wij mensen onszelf stelselmatig overschatten. We hopen niet alleen, nee we wéten dat we gaan winnen, dat het goed komt, als we ons best maar doen.

Soms loopt het anders, dan heb je alles gedaan wat je kon doen, en verlies je toch. Dat kan onze geest niet aan, hij crasht, weet zich niet meer op te starten. Het zijn de zwartste momenten in het leven. Dus er moet gewonnen worden, en áls we niet winnen, dan moet daar een aantoonbare reden voor zijn. Een blunderende scheidsrechter bijvoorbeeld.

En dan maar weer zoeken naar lichtpuntjes; er is dan wel verloren, en je moest huilen en je zag er niet uit met je doorgelopen schmink. Maar je was wel mooi met je hoofd op tv. Kun je nagaan, het beeld van jouw verdriet is de hele wereld over gegaan. Dat is dan wel weer een hele troost.

maandag 21 juni 2010

Iets vergeten?


De eindexamens zijn achter de rug, de uitslagen al binnen. Nog nooit in mijn hele bestaan als lerares waren de resultaten zo goed. Ik loop al weken glimmend van trots door de gangen op school. Collega's die het minder getroffen hebben met hun resultaten zijn de grijns op mijn gezicht meer dan zat.

Wie twee klassen minder heeft vanwege de eindexamens, heeft zeeën van tijd over zou je denken. Niet dus. Het is als stoppen met roken. Dan denk je ook dat je een klein fortuin overhoudt aan het eind van de maand omdat je geen sigaretten meer hoeft te kopen. Ook niet waar (schijnt het).

Volgend schooljaar dient zich al weer aan. Wie straks in september goed beslagen ten ijs wil komen, moet nu iets gaan doen. Daarnaast zijn er ook nog artikelen te schrijven, heb ik een computer die eerst geen mail wil ontvangen, maar wel versturen en die later weer wel kan ontvangen, maar ophoudt met ze te versturen. En dan is er natuurlijk ook nog het WK. Heel belangrijk.

Maar er knaagt iets, er is iets. Wat het is, daar kom ik niet helemaal achter. Heel veel tijd om bij dat gevoel stil te staan, heb ik ook niet, want iedere avond val ik uitgeteld in slaap. Ik ken dat zeurderige gevoel, heb het vaker meegemaakt. En als ik zoals vandaag een dag vrij ben, dan daalt het besef in van wat er aan de hand is.

Ik wilde verdieping in mijn leven, toch? Niet alleen maar rennen en jagen, maar stilstaan bij het leven zelf. Ik wilde tijd maken voor God, iedere dag, omdat ik daardoor een gelukkiger mens word. Lezen, gebed, ruimte in mijn hoofd om gedachten te laten ronddwalen. Dàt is wat ik wil, wat ik belangrijk vind. Ik wil niet op een ochtend wakker worden en merken dat het tien jaar later is, zonder dat ik me kan herinneren wat ik in de tussentijd gedaan heb. Zonder dat ik het doorheb, vliegt mijn leven bijkans uit de bocht. Ik voel me schuldig als ik een middagje bij vrienden niets anders doe dan in de zon van een glas wijn genieten.

Monniken bidden zeven keer per dag. Zeven keer per dag moeten zij dat wat ze aan het doen waren; slapen, eten, werken, studeren, laten voor wat het is om naar de kerk te gaan. Dat is niet bedacht uit pesterij. Het steeds weer onderbreken van wat je doet heeft een belangrijke functie: zo zul je niet verdrinken in je bezigheden. Iedere keer, al is het maar een kwartier afstand nemen, maakt dat je leert relativeren en je tijd efficiënt indelen.

Ik ben vooralsnog lang niet zo ver. Stilstaan en afstand nemen vind ik het moeilijkste wat er is. De wereld om mij heen beweegt zich voort in de vijfde versnelling en ik doe daar vrolijk aan mee. Morgen maar 's proberen niet te vergeten wat ik ook al weer zo belangrijk vind in het leven en terug te schakelen naar z'n drie.

dinsdag 8 juni 2010

Amin


Maak kennis met Amin, een van mijn leerlingen uit klas 3A3. Amin is groot en rond en sterk als een beer. Zijn bril, waar hij toch al niet zoveel door ziet, is altijd vies. Het lijkt hem niet te deren. In zijn trainingspak kun je hem uittekenen. In zijn zakken een mobiele telefoon, soms twee. Als hij eraan gedacht heeft bij het van huis gaan 's ochtends, is er ook nog wel een pen te vinden in een van die zakken.

Met een spanningsboog van een minuut of twee, is hij een typische 'basisberoeps'-leerling, het laagste niveau van het vmbo. Amin houdt meer van grappen maken dan van leren, meer van praten dan van luisteren, is beter in een ander vertellen wat hij moet doen dan dat hij zelf in actie komt. Maar hij is niet dom, zeker niet. Hij denkt na over de wereld, heeft over alles een goed onderbouwde mening, hij weet wat hij wil.

Ontelbaar zijn de aanvaringen die ik met hem gehad heb. Alleen al de vraag of hij ergens anders wilde gaan zitten in het lokaal, kon leiden tot oorlog. Amin heeft zo zijn eigen plan, en laat zich daar niet van af brengen. Als dat leidt tot verwijdering uit de klas, tot schorsing zelfs, dan is dat maar zo. Hij schrikt er niet voor terug om met wie dan ook in discussie te gaan, tot de directeur aan toe, overtuigd als hij is van zijn eigen gelijk. En het vervelende is, Amin hééft ook meestal gelijk.

Langzaamaan kwamen we erachter dat we van die grote mond en dat gelijk van 'm gebruik moesten maken. Ik stopte met hem te beschuldigen van alles wat niet goed ging, maar spande hem voor mijn karretje; de eerste van de klas die een spreekbeurt moest houden, de school rond om geld in te zamelen voor een goed doel, Amin doet het zonder problemen. Afgelopen maandag stond hij voor veertig leerlingen te vertellen over het project dat ze zouden gaan doen. Hij deed het glansrijk.

Hij heeft geleerd zich in te houden, is rustiger. Het gaat nog wel eens mis, maar hij doet zijn best. En als het even niet gaat, hoef ik hem maar aan te kijken en dan weet hij wat ik bedoel. Van een ongeleid projectiel is hij in een paar maanden tijd veranderd in een fantastisch, lief en uniek kind. Of, eigenlijk was hij dat natuurlijk al, het kwam er alleen niet uit. Als ik Amin zie, weet ik weer waarom ik het onderwijs op deze school zo verschrikkelijk leuk vind.

woensdag 2 juni 2010

Over de streep


Ik geef niet snel adviezen om een bepaalde film te gaan zien of een zeker boek te lezen. Boeken of films waar ik weg van ben, vinden anderen meestal saai en oninteressant, en dat verdraag ik slecht. Maar nu wel een advies om te gaan kijken: op Uitzendinggemist.nl de documentaire Over de streep.

Een groep leerlingen uit een derde klas op een Amsterdamse middelbare school wordt een dag lang onderworpen aan een Amerikaanse methode om elkaar beter te leren kennen. Meer respect voor elkaar en een einde aan pestgedrag is het doel. Spelenderwijs raken de leerlingen, die soms al jaren bij elkaar in de klas zitten, zo vertrouwd met elkaar dat ze meer vertellen dan ze ooit gedaan hebben.

Het is ontroerend om te zien en te horen wat er werkelijk leeft onder deze pubers. Alle stoerdoenerij, alle façades vallen weg. Na deze dag zullen de leerlingen op een totaal andere manier naar elkaar kijken.

De documentaire laat bijna terloops zien wat deze kinderen allemaal meemaken in hun leven. Ik ervaar het ook bij mij op school vrijwel dagelijks. We foeteren op leerlingen omdat ze te laat komen of omdat ze hun huiswerk niet gemaakt hebben. Maar hoe kan dat ook wanneer ze thuis te maken hebben met drank- en drugsproblematiek, geweld, ruzies, mishandeling, ziekte, dood.

De omstandigheden waaronder sommige van mijn leerlingen opgroeien, gaan ieder voorstellingsvermogen te boven. Het zijn bovendien geen enkele gevallen, en dan nog weet je niet altijd wat kinderen verborgen houden voor de buitenwereld. Wat zo bijzonder is, is ze het vermogen hebben om uit iedere denkbare situatie terug te stuiteren. Ze zijn altijd vrolijk, klagen nooit, gaan braaf een te-laatbriefje halen als de conciërge dat van ze verlangt.

Als leraar vergeet je gemakkelijk dat zij het niet zo getroffen hebben, zoals ik toen ik vijftien was. De tijd en energie ontbreekt me soms om iedereen de aandacht te kunnen geven die die verdient. Maar ik weet uit ervaring dat achter ieder kind een verhaal zit dat vaak heel anders is dan die stoere buitenkant zou vermoeden.

Voor velen is school de enige plek waar het veilig is, waar ze vrolijk kunnen zijn, waar ze zichzelf kunnen zijn, en zelfs daar is het niet altijd veilig. Over de streep laat een doodgewone school met doodgewone leerlingen zien op een buitengewone wijze. Ga het bekijken!

zondag 30 mei 2010

Zegen of vloek?


De volgende tekst is een 'column', uitgesproken tijdens een debat gehouden op zondag 30 mei, met dominee Jacobine Geel, essayiste Nahed Selim en mijzelf over het onderwerp 'Religie: zegen of vloek voor de vrouw' in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. 

Vandaag debatteren we over een stelling, 'Religie: zegen of vloek voor de vrouw', die er alle schijn van heeft op een gemakkelijke manier beantwoord te kunnen worden. Namelijk, we kunnen allemaal wel een flink aantal voorbeelden noemen van situaties waarin religie een middel was, of is, om de vrouw te beknotten, binnen te houden, te onderdrukken, te kleineren. In de geschiedenis en in het heden is de religie veelvuldig gebruikt als stok om mee te slaan, en de vrouw lijkt vaak favoriet te zijn als slachtoffer.

Maar, we moeten de stok en degene die de stok vasthoudt, niet met elkaar verwarren. De stok, dat is de religie, en die hem vasthoudt, dat is in zowel heden als verleden, de machthebber, de sterkste, degene met de grootste bek, en vaak de man. Maar we hebben het er vandaag niet over of mannen een zegen of vloek zijn voor vrouwen, maar of de religie dat is. We onderzoeken vandaag dus de stok. Is dat inderdaad een afschrikwekkend marteltuig?

Ik ben geen theoloog, en geen bijbelwetenschapper, dus voor geleerde uitspraken op het religieuze vlak, moet u niet bij mij zijn. Ik heb Nederlands gestudeerd, dus ik kan wél lezen. Dat doe ik dan ook graag en zo veel mogelijk. Soms verdenk ik mezelf van het feit dat de religie mij zo aanspreekt is, omdat ik de verhalen zo mooi vind. Die gaan in veel gevallen over mensen, individueel of als groep, die als minderheid tegen de massa, de overheerser moeten vechten. Denk aan: Abraham en Sara die in Kanaän moeten zien te overleven, Jozef die in Egypte leeft, David die tegen Goliath strijdt, Job die het moet opnemen tegen zijn vrienden, grote profeten als Elia, Jeremia en de auteur van het bijbelboek Prediker die vaak slechts roependen in de woestijn lijken. Ook is er natuurlijk de naamgever van het christelijk geloof, Jezus zelf, die het moet opnemen tegen de Farizeeën en schriftgeleerden. En niet alleen tegen hen, zelfs zijn eigen familie wantrouwt hem. Tenslotte hebben ook Jezus’ volgelingen het bepaald niet gemakkelijk gehad.

In de bijbel, het enige werkelijk tastbare ‘bewijs’ van het christelijk geloof, wordt niet zozeer de vrouw onderdrukt, maar veeleer iedereen die afwijkt van de heersende norm! Toch is diezelfde bijbel er het bewijs van dat mensen, ondanks alle ontberingen en onderdrukking, zich bleven vastklampen aan dat geloof. Waarom deden ze dat?

Ik kan mijzelf dezelfde vraag stellen: waarom hang ik een geloof aan – ik ben katholiek – dat onderdrukking en hiërarchische verhoudingen en alle ellende die daarmee samenhangt, in de hand lijkt te spelen? – Ik wil het blijven hebben over die stok waarmee mensen geslagen worden, en niet degenen die de stok vasthouden. De huidige staat van het instituut RK-kerk is niet anders dan meelijwekkend, in mijn ogen – Nee, het gaat mij om de religie. Om het geheel van wijsheden en regels, van levenslessen en handreikingen. Vormen dié vloek of zegen voor mij als vrouw, als mens? Geven die een steun in de rug of is het een hand die mij neerdrukt? Een zachte bries of een verwoestende orkaan? Daarover kan ik kort zijn. Mijn geloof, mijn religie maakt mij een gelukkiger, heler, evenwichtiger mens dan ik zonder dat geweest zou zijn. Daar ben ik van overtuigd. 

Natuurlijk, ik heb veel geluk gehad. Ik heb voor alles het geluk gehad dat ik op jongvolwassen leeftijd zélf heb kunnen kiezen. Met mijn volle verstand, in alle vrijheid. Ik heb heel bewust in mijn geloof tijden van euforie kunnen meemaken, wittebroodsweken nadat ik op mijn vierentwintigste was toegetreden tot de katholieke kerk. Als ik geen zin heb om naar de kerk te gaan, of mij aan welke regel dan ook te houden, dan is er niemand die mij dwingt. Het geloof is voor mij uitsluitend een bron van levenswijsheid die ik nodig had, die ieder mens volgens mij nodig heeft. Het geeft richting en zin aan mijn leven, die volgens mij ook ieder mens nodig heeft.

De personages uit de Bijbel zijn als goede vrienden voor me, die mij wijze raad en bemoediging geven. Van Sara, die zo lang op een nakomeling heeft moeten wachten, leer ik geduldig te zijn, ook als dat heel moeilijk is. Je hoort haar niet roepen: ‘Ik heb recht op een kind!’, zoals ik vaak vind dat ik ‘recht’ heb op dingen, iets ‘verdiend’ heb. Van Ester leer ik niet bang te zijn om voor mezelf op te komen, om iets te wagen, mijn eigen weg te gaan. En Maria is voor mij een toonbeeld van iemand die vertrouwen heeft in de loop der dingen, die zich niet van haar stuk laat brengen door onverwachte gebeurtenissen, die haar eigen plannen opzij kan zetten.

Het geloof is geen geluksmachine; Maria die de engel een ‘begenadigde vrouw’ noemt, zal haar eigen zoon zien sterven aan een kruis. Toch was het geloof voor haar, en is dat voor mij en zo vele, vele anderen een bron van inspiratie en geluk. Ik realiseer me, dat dat echter niet voor iedereen geldt, man of vrouw. Ik zou het iedereen toewensen. 

maandag 24 mei 2010

Pinksteren



Pinksteren. Het is maar goed dat dit feest achteraan in het rijtje van de kerkelijke feesten staat. Het liturgisch jaar begint met Kerst. Een kindje wordt geboren; lekker overzichtelijk. Dan komt Pasen, dat is al een stuk ingewikkelder. Hoe stel ik me die verrijzenis voor? Wat is de boodschap? En nu is het dan Pinksteren waarmee we 'de uitstorting van de heilige Geest' vieren. Daar kunnen we ons echt niets meer bij voorstellen, laat staan dat duidelijk is wat de bedoeling ervan is.

Meestal zie ik Pinksteren maar als een soort officiële afsluiting van de paastijd. De paaskaars die een aantal weken heeft gebrand wordt met een groot gebaar gedoofd. Dat was het weer voor dit jaar. Net zoiets als de afsluitingsceremonie van de Olympische spelen.

Maar het leuke van het geloof is, dat soms ineens zich nieuwe inzichten kunnen voordoen. Zo bedacht ik gisteren in de kerk dat Pinksteren eigenlijk heel veel te maken heeft met overgave. We zingen verschillende malen, iedere keer weer een beetje anders, of de Geest wil komen, ons wil vervullen. We bidden dat wijsheid ons deel mag worden, en genezing, licht en warmte, genade en liefde.

Allemaal zaken die ik zelf niet kan 'maken', die er niet vanzelfsprekend zijn. Het zijn dingen die mij gegeven moeten worden, waarvan ik hoop dat ze mij ten deel zullen vallen. Ik kan ze nergens gaan halen, nergens kopen. Ook kan ik ze niet 'verdienen' als ik maar goed genoeg mijn best doe.

Liefde en geluk, wijsheid en troost zijn dingen die je overkomen, zomaar, zonder dat je het had verwacht. Je kunt er vurig op hopen, je kunt ze proberen af te smeken, of het op een akkoordje proberen te gooien met God. Maar zo werkt het niet, je moet rustig wachten tot de Geest ze je geeft.

Kan ik dan niets anders dan passief afwachten? Nee, God houdt niet van passief. De belofte van Gods cadeautjes moet ons scherp houden. Dat is wat we doen met Pinksteren. Wat is het toch een mooi geloof.

dinsdag 18 mei 2010

De grote dag


Een jaar lang hebben we geoefend, geoefend en nog eens geoefend. Werkwoordspelling, schrijfvaardigheid, woordenschat, begrijpend lezen, samenvatten; alles ter voorbereiding op het eindexamen. En vanmorgen om 9 uur was het zover. Gisteren heb ik als een huisarts nog spreekuur gehouden; ieder half uur een nieuwe patiënt om de puntjes op de i te zetten. Gisteravond al mijn achtendertig examenkandidaten nog gebeld om zeker te zijn dat ze op tijd zouden komen.

Vanmorgen half 9. De kantine is gevuld met nerveuze leerlingen. 'Juf, juf, hoe is de indeling van een brief ook al weer?' 'Wat moet ik doen als ik naar de wc moet?' 'En als mijn pen nou leeg is, en mijn zes reservepennen ook, wat dan?' Het is de enige dag in het jaar waarop álle leerlingen een pen bij zich hebben.

Tien voor 9. We dalen af naar de gymzaal. Tafels en stoelen staan in lange rijen opgesteld. Ieder zoekt zijn plaats. Vooral de meisjes zijn hypernerveus, zoeken bevestiging bij mij. Ik zeg dat het wel goed zal komen, we hebben er alles aan gedaan. De enveloppen gaan open, het werk wordt uitgedeeld en zo'n tweehonderd hoofden buigen zich over de examenopgaven. Je hoort wel eens zeggen dat kinderen lief zijn als ze slapen; ze zijn nog liever als ze examen aan het maken zijn. Ze werken of hun leven ervan afhangt, en dat doet het in feite ook.

Al snel daarna een schok: Ildem is er niet! Ik heb haar gisteren nog gesproken. Ze was vol vertrouwen en zei dat ze al om 8 uur op school zou zijn. Waar is ze? Zit ze vast in een bus met een lekke band? Ligt ze onder de tram? De examencoördinator gaat naar huis bellen. Een half uur later pas verschijnt ze. Ik kijk haar aan en ze barst in tranen uit. Ik neem haar mee naar buiten. Ze had de wekker gezet, maar hij is niet afgegaan. Ze is totaal in paniek. Ik eigenlijk ook, maar laat dat niet merken. Ik troost haar, ze moet toch aan het examen gaan beginnen. Een bekertje water, een zakdoek om de ergste tranen weg te vegen. Dit zal ze haar hele leven niet meer vergeten, maar dat weet ze nu nog niet.

Om 11 uur gaan de pennen neer. Het viel mee, geen grote verrassingen, het was te doen. Met rode konen verlaten mijn leerlingen het slagveld. Dat was één, de kop is eraf.

vrijdag 14 mei 2010

Quote van de dag

Zakaria zit een beetje te rotzooien, voert bijzonder weinig uit. Ik heb hem al een paar keer aangespoord om aan het werk te gaan. Zonder resultaat. Dan maar even streng zijn. 'Zakaria, ik kom over vijf minuten bij je terug, en dan is je werk af!'
Reactie van Zakaria: 'Maar juf! Ik ben geen Ferrari!'

dinsdag 11 mei 2010

Ode aan de Nikè van Samothrake



Ze staat op een sokkel die op een schip lijkt. Ze staat onder machtige bogen van zacht gekleurd kalksteen. Maar dat alles valt nauwelijks op. Al je aandacht wordt naar haar getrokken. Machtig troont ze boven je uit als je de trappen van de Denon-vleugel van het Louvre bestijgt. 

Alleen een museum zo immens en overweldigend als het Louvre kan haar tot haar recht laten komen. Hoe groot zal ze zijn? Drie meter? Vier, vijf, zes? Het is moeilijk te zeggen. Ze heeft de ruimte nodig om haar macht te vertonen. Op iedere andere plaats zou zij alles om haar heen met haar uitstraling verpulveren. 

De wind blaast haar kledij dicht tegen het welgevormde lichaam aan. Het is nat van het opspattende water. Flarden stof plakken aan haar benen, haar heupen, haar borsten. Maar ze staat sterk, recht vooruit. Het is niet erg dat haar hoofd ontbreekt, want je weet hoe het eruit gezien heeft: fier en opgeheven. Dat kan niet anders. Haar armen zal ze strijdlustig ten hemel geheven hebben. Dit is geen vrouw waarmee te spotten valt. 

Ik houd normaal gesproken niet zo van beelden. Kan er niet veel anders van vinden dan dat ze knap gemaakt zijn. Ze raken me niet. Maar deze Nikè van Samothrake overdondert mij iedere keer weer als ik naar haar ga kijken. Vorige week was het weer zover. Ik stond onderaan de trap en keek naar haar op. Ademloos.


dinsdag 4 mei 2010

Een gezicht


Lange tijd had ik helemaal niets met Jezus. Ik vond hem in de evangelieverhalen altijd zo moralistisch overkomen. Zo betweterig. Het braafste jongetje van de klas dat ons allemaal bij de les probeert te houden. En dan die afbeeldingen van hem. Het baardje, het zegenende vingertje. Zelfs op plaatjes waarop hij aan het kruis hangt, vond ik hem nog een vervelende vent. 

God, daar kon ik tenminste mijn fantasie op loslaten. God was lekker vaag, lekker abstract. God is liefde, maar God jaagt ook tien plagen over de Egyptenaren. Hij zegt niet veel en is er toch. God was voor mij de ideale romanheld, heel anders dan Jezus.

Tot ik bovenstaand plaatje ontdekte. Het stond op de boekjes van de dagsluiting die we iedere avond in het klooster gebruikten. Vaak moesten we even wachten om te beginnen tot de hele ploeg zusters compleet was, en dan keek ik naar dit plaatje. 

Het is Jezus, overduidelijk, maar zo anders dan de gangbare afbeeldingen. Geen vingertje, dat in ieder geval. En die baard valt op dit plaatje ook wel mee. Later kwam ik erachter dat het geschilderd is door de Franse expressionist Georges Rouault. 

Hier gaat het niet om 'waarheidsgetrouwheid' of 'historiciteit'. Godzijdank. Rouault heeft een Jezus weten af te beelden die voor mij geloofwaardiger is dan al die andere bij elkaar. Een man, een mens die je indringend aankijkt. Niet be- of veroordelend, niet uit op het uitdelen van rapportcijfers. 

Dit is het gezicht van een mens die mij ziet. Niets meer dan dat. Hij ziet zonder te oordelen, hij is aanwezig zonder zich op te dringen, hij loopt met mij mee, maar laat mij vrij mijn eigen weg te gaan. Zo is Jezus voor mij. En dat allemaal door een plaatje.

zaterdag 1 mei 2010

Helpdesk

Voor alle computernerds, digibeesten, iPhoneverslaafden en alle andere aanbidders van alles waar een stekker aan zit. We hebben allemaal wel van die dingen thuis in kasten staan, die bij mij - en ik weet dat ik niet de enige ben - tegenwoordig vooral als behang dienen.

donderdag 29 april 2010

Voor de fans

Deze maand in het blad Happinez




zondag 25 april 2010

Soft


In een volstrekt verseculariseerde krant als de Volkskrant kwam ik dit weekend de volgende artikelen tegen: twee stukken over stilte, een over spiritueel leiderschap en een over het verschijnsel van de menselijke identiteit. Natuurlijk ging het in de krant ook over Geert Wilders, vulkanen op IJsland en over Afghanistan, maar toch.

'Soft' zijn, aandacht hebben voor de binnenkant is niet langer een schande. Sterker, het is een pré om je eigen zachte kanten te tonen. Wouter Bos spande dit weekend de kroon door in dezelfde krant er vierkant voor uit te komen: 'Ik ben een softie,' riep hij triomfantelijk.

Bij mij op school is het management op cursus geweest, en sindsdien denken ze in kleuren. Wie 'blauw' is in zijn leiderschap, legt vooral de nadruk op de regels en procedures. Als je als manager 'rood' bent, staat de mens voor jou voorop. Je kunt ook nog geel of wit of groen zijn. Maar wie niet op z'n minst een beetje rood is, kan het wel vergeten.

Ik houd er wel van, dat we een beetje lief zijn voor elkaar. In het klooster, waar ik lang geleden een jaar heb doorgebracht, was het aardig zijn voor elkaar tot kunst verheven. Mijn ouders werden ontvangen alsof de koninklijke familie op bezoek kwam, zo hartelijk. Terwijl de zusters nog honderd andere dingen te doen hadden, kwam er steevast koffie en taart op tafel en werd er uitgebreid gekletst. Niet alleen bij mijn ouders, maar bij die van alle dertig zusters!

Het is een mooi gebaar om je eigen prioriteiten en plannen even opzij te zetten voor een ander. Dat is eigenlijk helemaal niet soft. Sterker, het valt soms niet mee om te zien wat een ander nodig heeft én om daarnaar te handelen. Soft is hard werken. Soft is levenskunst. Soft is cool!

dinsdag 20 april 2010

Ode aan Freeman Dyson


Freeman Dyson is een natuurkundige van het kaliber Einstein. Hij deed onderzoek naar de kwantummechanica, de fysica, gammastraling, en nog veel meer. Ook weet hij veel van het heelal. Dyson ziet er zelf een beetje uit als een buitenaards wezen, nog het meest als een Gremlin.

Het bijzondere van deze man is, dat hij niet alleen hele mooie (maar meestal onbegrijpelijke) dingen zegt over de fysica; hij is ook een gelovig mens. Een gelovig mens op de manier waar ik van houd: godsdienst is voor hem geen wiskunde, geen wetenschap, geen optelsom. Hij verwondert zich over de schoonheid van het alles om zich heen, en vermoedt dat God, wie of wat dat ook is, daar iets mee van doen heeft.

Uit een toespraak die hij in 2000 hield:

"I am content to be one of the multitude of Christians who do not care much about the doctrine of the Trinity or the historical truth of the gospels. Both as a scientist and as a religious person, I am accustomed to living with uncertainty. Science is exciting because it is full of unsolved mysteries, and religion is exciting for the same reason."

donderdag 15 april 2010

Meisjesklas


Bij ons op school kunnen de leerlingen kiezen uit twee beroepsrichtingen: economie en zorg&welzijn. Zorg&welzijn is te vergelijken met de vroegere huishoudschool. Natuurlijk zijn het vooral meisjes die voor deze richting kiezen. Ik had er nooit iets mee te maken omdat ik lesgeef in het team economie, een richting waarin het aantal meisjes en jongens elkaar ongeveer in evenwicht houdt.

Dit jaar moest ik eraan geloven: ik zou ook een zorg&welzijnklas voor mijn rekening gaan nemen. Ik had er weinig zin in; tijdens de pauzes zijn het meestal de meiden die het meeste lawaai maken. De jongens stellen zich tenminste niet zo aan. En als ze iets doen, kun je tegen ze zeggen dat ze moeten kappen, en dat doen ze meestal dan ook. Meisjes niet. Die kunnen je aankijken met een blik van 'val dood' waarna ze rustig doorgaan met hun hysterische gedrag.

De klas die ik kreeg stond bekend om de dagelijkse onderlinge ruzies. Esra moest ik niet in de buurt van Rinalda zetten, want dat zou geheid misgaan; Fadoua en Ikram waren soms dikke vriendinnen, maar vaak ook niet; Fatiha was Dominique al een paar keer aangevlogen. Gezellig.

Maar de eerste les ging goed. Spontaan begonnen ze me te vertellen over de problemen van vorig jaar, en ze spraken gezamenlijk het voornemen uit dat dit jaar anders zou worden. Dat werd het. Niet dat er nooit meer geruzied werd, het zijn tenslotte meisjes, maar toch.

Het is een stel theemutsen bij elkaar. Ik lach in stilte als ik zie hoe anders ik deze klas moet aanpakken dan mijn andere groepen vol stoere knullen. Die kan ik gewoon zeggen dat er vandaag hard gewerkt moet gaan worden. Als er naar mijn zin te veel gerommeld wordt, sla ik met mijn vuist op tafel en dan is het klaar.

Zo niet met 4V1. De dames komen op hun dooie gemak binnen wandelen. Ze moeten eerst elkaar begroeten, alsof ze elkaar al weken niet gezien hebben. De gebeurtenissen van het afgelopen uur worden minutieus onder de loep genomen. Dan moet de outfit van de juf bestudeerd worden. Kan het ermee door vandaag? 'Goh juf, u ziet er wel een beetje moe uit. Laat naar bed gegaan? En wat heeft u dan gedaan gisteravond?'

Langzaamaan probeer ik de dames ertoe te bewegen hun spullen te pakken en te gaan zitten. Het moet vooral niet te snel gaan, want dan gaat de groep als één blok op de rem staan, en is er de rest van het uur geen beweging meer in te krijgen. Het is de kunst om zo ongemerkt mogelijk tot de les over te gaan. Zonder dat ze er erg in hebben, zijn ze dan ineens aan het werk gegaan. Als ik geluk heb, houden ze dat een kwartiertje vol. Tot het moment dat er ineens eentje opschrikt: hé, we zijn aan het werk! Dat is de bedoeling niet. Op dat moment kan ik weer van voren af aan beginnen met het masseren van de groep.

zondag 11 april 2010

Examen

Allereerst mijn oprechte excuses aan u, lezer, voor het uitblijven van een stukje de afgelopen week. Een van de beloningen die ik mijzelf toegezegd had na de Vasten, was de aanschaf van een iPhone. Wekenlang heb ik ernaar toe geleefd en Jezus was nog niet verrezen, of het kleinnood was in mijn bezit. Ik ben er niet meer van weg te slaan. Vandaar dat de rest van mijn leven, waaronder het schrijven van blogjes, even op een laag pitje heeft gestaan. Dank voor uw begrip.



Over iets meer dan een maand beginnen de eindexamens. Ik heb dit jaar twee examenklassen, en de oplopende spanning is voelbaar. Ineens hoor ik leerlingen dingen zeggen als: 'Juf, als we goed werken, mogen we dan wat langer blijven?' Of: 'Heeft u nog wat extra opdrachten voor me voor het weekend?'

Niet alleen de leerlingen raken zenuwachtig; ik evenzeer. We doen in de les niets anders meer dan oude examens maken en bespreken. En hoewel ze het niet slecht doen, zijn er dingen waar ik in deze laatste weken graag veel uitgebreider bij zou willen stilstaan.

Het is een strijd die ze niet kunnen winnen. Een tekst van een aantal jaar terug begint met de zin: 'Het is vijf voor twaalf voor de Afrikaanse olifant.' In een andere tekst staat: 'De artsen maken het wel erg bont.' Of: 'Nederlanders verhuizen niet halsoverkop naar het buitenland.' Vijf voor twaalf, het bont maken, halsoverkop. Het had er net zo goed in het Chinees kunnen staan; mijn leerlingen hebben geen idee wat het betekent. Dit idiomatisch taalgebruik is voor mijn leerlingen een onneembare hobbel, en het stikt ervan in onze geschreven taal.

Het enige wat ik met mijn klassen kan doen, is de meest voorkomende uitdrukkingen bespreken. Verder leer ik ze trucjes hoe ze een vraag kunnen beantwoorden die ze eigenlijk niet begrijpen, over een tekst die ze eigenlijk niet begrijpen. Ik moet zeggen, dat doen ze verbazingwekkend goed.

Zo staan deze weken in het teken van sleuren. Ik sleur mijn leerlingen door de examenvragen heen. Wat is de vraag? Waar denk je dat het antwoord zou kunnen staan? Hoe kun je weten wat het in ieder geval niet moet zijn? Op welke signaalwoorden moet je letten? Het is taaie stof en het is oersaai. Als een ouderwetse onderwijzer dicteer ik wat ze moeten weten. Maar ze zijn tot in hun tenen gemotiveerd en geconcentreerd. Nu kan ik ze nog helpen, uitleggen, hun hand vasthouden. Straks, als ze achter een tafeltje in de gymzaal zitten moet ik ze loslaten, en dan moeten ze het helemaal zelf doen.

dinsdag 6 april 2010

Even wat anders

Zo. Na al die vroomheid van de afgelopen weken even wat 
anders: