dinsdag 2 maart 2010

Maandagavond in de Kluis


Maandagavond, half zeven. Ik trek (ja, echt) aan de bel bij de grote poort van de Achelse Kluis, een abdij precies op de grens van Nederland en België. Ik ben door de Trappistengemeenschap uitgenodigd om een lezing te komen houden over mijn boeken.

De tocht erheen verliep voorspoedig, nu hoef ik alleen nog maar binnengelaten te worden. Daar lijkt voorlopig niet veel kans op, want de deur blijft minutenlang potdicht. Ik bel nog maar eens aan. Nog steeds niemand. 'Wie niet in de eeuwigheid gelooft, moet maar eens aanbellen bij een abdij,' hoorde ik ooit iemand zeggen. En inderdaad, na een eeuwigheid gaat de deur open en word ik begroet door een van de leden van het organiserend comité.

Het voelt alsof ik als speler van het derde van FC Heerhugowaard bij PSV ben uitgenodigd om over voetbal te komen vertellen. Wat kan ik als monnik van krap een jaar nou over het monastieke leven vertellen aan deze professionals in het gebed? Gelukkig zal ik niet alleen voor de monnikengemeenschap spreken, maar ook voor een, tot mijn grote verbazing, in groten getale toegestroomd publiek.

Ik vertel over mijn beslissing om in te treden in het klooster, wat ik daar vond, en waarom ik er weer uit gegaan ben. Maar vooral vertel ik over mijn leven nu, en hoe ik nu handen en voeten probeer te geven aan mijn geloof. Hoewel ik het al vaker gedaan heb, gaat het me nog steeds niet gemakkelijk af; hoe leg je iets duidelijk uit, terwijl het voor jezelf nog steeds niet helemaal duidelijk is, en het dat waarschijnlijk nooit zal worden ook?

Het publiek is muisstil. Voor mij altijd een wat bevreemdende ervaring. Op school gaat het er iets anders aan toe, om het zacht uit te drukken. Na de pauze is er gelegenheid om vragen te stellen, mijn favoriete gedeelte. Bij iedere avond als deze verbaast het me weer, hoe oprecht en serieus mensen met hun geloof bezig kunnen zijn. Mensen die er verder heel normaal uitzien. Kennelijk ben ik niet de enige idioot die 'iets' met God heeft. Dat geeft me moed.

Na afloop krijg ik van een van de broeders een enorme fles Trappist in mijn handen gedrukt. Ik geef graag lezingen in abdijen waar bier gebrouwen wordt, en niet alleen omdat de mensen daar zo aardig zijn... Met de geur van de abdijkerk in mijn neus (die in alle abdijkerken min of meer hetzelfde lijkt; zou gebed ook een geur hebben?) rijd ik terug naar huis. Met Max van Weezel en Met het oog op morgen verwijder ik me van die abdij, gelegen tussen de uitgestrekte weilanden en onder een heldere sterrenhemel, terug de bewoonde wereld weer in.

2 opmerkingen:

  1. Hoi Suzanne,
    Ik was deze avond aanwezig. Voor mij was het, net zoals je 1ste boek, een bron van herkenning. Het was net of jouw verhaal over mij gaat. Je boek heb ik daarom ook al meerdere keren gelezen, geeft me veel inspiratie. Ook je blogs volg ik met veel interesse. Bedankt daarvoor.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo Suzanne,
    Ik was deze avond ook aanwezig. Ik heb genoten van je verhaal. Het was net of het over mij ging, zo herkenbaar. Net zoals je eerste boek, dat ik daarom al meerdere keren heb gelezen. Geeft me veel inspiratie. Je blogs volg ik ook met veel interesse. Bedankt hiervoor.

    BeantwoordenVerwijderen